Vluchtstrook

Stampa questo copione

Scène 1:

Vluchtstrook

Door Martijn de Rijk, voor het Noord Nederlands Toneel, 2002

PERSONAGES:

KOOR VAN 3 ACTEURS

KONING

PRINSES ANNA

PRINS JAAP

LAKEI

MINISTER-PRESIDENT

KAMERMEISJE (GRIETJE)

WACHTER 1

WACHTER 2

GERARD VAN REETSCHEETEN, EEN ROYALTY WATCHER

GENERAAL

BANKIER

MARKETINGSTRATEEG

TELEVISIEPRODUCENT

AFGEVAARDIGDE VAN EEN HUMANITAIRE HULPORGANISATIE

ONDERDAAN

KOEN

GEMASKERDE OVERVALLER 1 (KOEN)

GEMASKERDE OVERVALSTER 1 (ANNA)

GEMASKERDE OVERVALLER 2

GEMASKERDE OVERVALSTER 2

GASTEN

Scène 1:

Een koor van drie acteurs.

Koor:              dames en heren

                        we hopen dat u

                        een goede plek heeft kunnen vinden

                        dat u lekker zit

                        geen last heeft van de mensen om u heen

                        ja?

                        prima

                        u vraagt zich waarschijnlijk af

                        wie zijn deze mensen?

                        wat komen ze hier doen?

                        waar zit ik naar te kijken?

                       

                        zijn dat zeer terechte vragen

                        die u zichzelf stelt

                        als kritisch mens, want dat bent u, toch?

                        als kritisch mens blijft u zichzelf deze dingen afvragen

                       

ik zal u een antwoord geven

want, u heeft betaald, u heeft recht op een antwoord

                       

                        we nemen u mee

                        naar een prachtig land

                        hier ver vandaan

                        waar niet alleen mensen wonen

maar ook kabouters

bossen vol met kabouters, lelijke kobolden, dwergen en eenhoorns

                        rivieren en meren vol met prachtige zeemeerminnen en zeemeermannen                            en knollenlanden vol met parmantige haasjes

                        iedereen in dat land laat elkaar zijn gang gaan en probeert zoveel mogelijk

                        respect op te brengen voor de leefwijze van anderen

en zo leeft iedereen in dat land al lang in relatieve harmonie met elkaar samen

                        de gemiddelde levensverwachting ligt er boven de zeventig

                        er is al heel lang geen oorlog meer gevoerd

iedereen kan er, als hij dat wil, een opleiding volgen

er is genoeg te eten

                        kortom, het is er goed

                        het land wordt bestuurd door wijze mannen en vrouwen, ministers genaamd

die ministers worden gekozen uit en gecontroleerd door een vergadering

                        en die vergadering wordt gekozen door het volk

de ministers maken wetten en zorgen ervoor dat alles in dat land verloopt zoals het moet verlopen

één van die ministers, de Minister-president,

is hoofdverantwoordelijke voor alles wat de regering doet

hij is de hoogste baas in het land

                        er is ook nog een oude koning

                        een overblijfsel uit vroeger tijden

                        zonder enige functie van werkelijk belang

maar hij mag van iedereen koning blijven

want een koning, dat geeft net dat beetje extra aan je sprookjesland

er zijn nu mensen die denken

                        ja ja, dat is allemaal mooi, maar ze hebben het natuurlijk over

                        over Nederland

                        de oplettende mens merkt echter op

                        dat het niet over Nederland kán gaan

                        want in Nederland wonen geen kabouters

                        geen dwergen

                        en geen kobolden

                        stom, stom, stom

één keer per jaar mag de koning

een brief voorlezen aan het volk

wat er in de brief staat wordt van tevoren strikt geheim gehouden

                       

                        we beginnen ons verhaal

                        op de dag dat de koning aan zijn brief begint
                       

Scène 2:

De werkkamer van de koning. De koning schrijft achter een bureau aan de brief. In de hoek staat een sprookjesprins, zenuwachtig op zijn tenen te wiebelen. Het is de lelijkste sprookjesprins die je ooit hebt gezien. Hij draagt een pak met vieze vlekken, heeft een veel te groot gebit en geprobeerd het weinige haar op zijn hoofd gelijkmatig over zijn schedel te verdelen, wat hopeloos is mislukt. Een lakei komt binnen met een krant.

Koning:           Landgenoten, het is ons wederom… Het is ons wederom een groot genoegen, nee, een grote eer… een grote plicht. Een grote, gore schande, dat is het. Een belediging van mijn majesteit. Een brief en een paleis, dit hol noemen ze een paleis, het is alles wat ik over heb.

        

Lakei:              Majesteit, de Minister-president staat voor de poort. Hij staat er op een kop koffie met u te drinken.

Koning:           Dat is vreemd, de Minister-president houdt helemaal niet van koffie. 

Lakei:                          Inderdaad Hoogheid, maar hij heeft zich ontpopt als koffiefetisjist. Hier staat het.

Koning:           Ik lees geen kranten. Ik heb betrouwbare bronnen.

Lakei:              Op de voorpagina. “Hoe sterker, hoe liever”

Koning:           Dat is waar.

Lakei:              Dat was de kop, Majesteit.

Koning:           Hoe sterker, hoe liever? Een slappe zak, dat is hij!! Een zenuwpees. Hij is bang dat ik zijn gezag ondermijn. Maar ik zeg je, het enige en laatste stukje soevereiniteit dat ik over heb, zal ik met mijn leven verdedigen. Ik moet iets goeds zeggen dit jaar, iets geloofwaardigs. Kan jij me niet helpen?

Prins:               (in paniek) Nee! Waar blijft ze ?

Koning:           Ik heb haar geroepen. Ze zal zo komen.

Lakei:              Is het een goed idee als ik een pilletje in zijn koffie doe, zodat hij in zijn eigen longen stikt? Dan bent u in één keer van uw problemen verlost.

Koning:           Dat is lief van je. Maar nee, dat kan niet, beultje, die tijden zijn voorbij. Ze hebben de doodstraf afgeschaft. Stel je voor; wat zou het volk er van zeggen als we met z’n tweeën de Minister-president zouden afslachten? Ze zouden ons lynchen.

Lakei:              Lynchen!! Ik zou hem kunnen wurgen, tot de aders in zijn ogen uit elkaar spatten. Deze handen, Sire, hebben zoveel bloed voor u vergoten, met zoveel liefde. Maar wat doen ze nu? Koffie schenken. Ik zou er alles voor geven om het warme hart van een vijand in mijn handen te voelen kloppen.

Koning:           Hou op, je doet me terugverlangen naar vroeger! Toen we nog een sterk leger hadden om onze vijand af te slachten. Toen misdadigers nog gewoon werden opgehangen aan de galg.

Lakei:              Maar Majesteit, het kan toch geen kwaad om daar af en toe naar terug te verlangen?

Koning:           Nee, dat kan geen kwaad, beultje, maar niet te veel. Dat maakt ons zwak.

Lakei:              Hij blijft ook altijd zo lang hangen, vind u niet?

Koning:           Vreselijk.

Lakei:              Zal ik hem zijn keel doorhalen? Dan leg ik een plastic zeiltje neer voor de rommel.         

Koning:           Nee, we gaan dit netjes afhandelen. Jij doet de poort open, laat de Minister-president binnen met alle protocol die daarbij hoort en zet de sterkste koffie die je ooit hebt gemaakt. Gitzwart. We zullen die grijze muis eens laten voelen wat dat betekent; hoe sterker hoe beter.

Lakei:              Ik laat hem struikelen op de trappen, zodat het een ongeluk lijkt als zijn schedel op het marmer in stukken splijt.

Koning:           Dat is geen slecht idee, maar we doen het niet. We doen dit zoals beschaafde mensen het zouden doen. Ik drink koffie met de Minister-president en wissel intelligente gedachtes met hem uit tot hij er ziek van wordt en vanzelf weer naar huis gaat. Kom op!! Hoofd omhoog, borst vooruit en koffie zetten voor het vaderland.

De lakei recht zijn rug, slaat zijn hakken tegen elkaar en beent de kamer uit. Hij loopt daarbij

bijna de sprookjesprinses omver.

Prinses:           Vader.

Koning:           Duifje, goed dat je er bent!! Ik wil je aan iemand voorstellen. Dit is prins Jaap.

Hij heeft duizenden kilometers gereisd om jou te kunnen te kunnen zien.

                        Jaap, mijn dochter Anna.

Prins:               U weet niet hoe geweldig ik het vind om u eindelijk in levenden lijve te mogen

                        ontmoeten. Ik heb werkelijk…

Prinses:           Aangenaam kennis te maken. Duizenden kilometers, een beetje veel moeite, vindt u niet? Voor niets ook. U heeft in alle kranten kunnen lezen dat ik niet van plan ben om te trouwen. Of is dat niet de reden van uw komst?

Koning:           Je moest de prins een rondleiding geven door het paleis, dan kunnen jullie elkaar een beetje leren kennen.

Prinses:           Kan iemand anders dat niet doen? Om eerlijk te zijn heb ik wel iets beters te doen.

Koning:           Nee, dat heb je niet. Al onze tijd is vanaf nu voor onze gast.

Prinses:           Ik heb geen tijd, vader.

Koning:           Voor prins Jaap maak je tijd.

Prinses:           Ik meen het.

Koning:           Doe mij een plezier. Het is goed voor je om nieuwe mensen te leren kennen. Prins Jaap staat bekend om zijn excellente humor, niet waar?

Prins:               (lacht hard) Ja!

Koning:           Neem jij de prins mee, dan ga ik verder aan mijn brief. Die moet overmorgen af zijn en ik heb nog geen idee.

Prinses:           Ik neem niemand mee. Hoe vaak moet ik het nog zeggen, vader? Ik trouw niet!

                        Nooit!

Koning:           Laten we nu geen ruzie maken waar prins Jan bij is.

Prinses:           Ik meen het. Ik moet eerlijk tegen u zijn.

Koning:           Bewaar je eerlijkheid maar voor in de krant. Dan kan iedereen er van meegenieten. Wat moet ik? Dit is de laatste prins die er te vinden was. Ik weet ook wel dat het niet alles is, maar hij heeft een fantastisch karakter.

Prins:               En geld.

Koning:           Houd je mond! Je maakt het alleen maar erger. Ik heb alles voor je gedaan, Anna. De echt goeie partijen zijn allang verdwenen. Er waren knappe mannen bij, rijke mannen, mannen waar iedere vrouw van droomt, je hebt ze allemaal afgewezen, want niets is goed genoeg voor onze kroonprinses.

Prinses:           U luistert niet.

Koning:           Wat moet ik doen om jou naar mij te laten luisteren?

Prinses:           Niets. Laat me gewoon met rust.

Koning:           Dat kan ik niet. Het is verdomme mijn plicht om mijn erfelijke lijn voort zetten!!!

Prinses:           Daar heb ik niet om gevraagd.

Onder prins Jan is een natte vlek in het tapijt ontstaan.

Prinses:           Nou ja. Moet ik dit opvatten als een compliment? Vader, hij pist in zijn broek.

Prins:               Excuses.

Koning:           Welnee!! Er zit vocht in de vloeren. Komt vaak voor in oude paleizen, daar weet u alles van.

Prins                Vreselijk.

Prinses:           Dat is een pisvlek.

Prins:               Nee, het is…

Koning:           Laten we het nou niet lastiger maken dan het al is. Dat gebeurt iedereen wel eens. Anna, denk na. He gaat hier niet om wat wij leuk vinden. Er zijn verwachtingen, waar je aan moet voldoen. Je bent het verplicht aan het vaderland, aan de kroon, het enige dat we nog hebben!

Prinses:           Die is niets meer waard. Ik heb besloten iets met mijn leven te doen. Misschien moet u dat ook doen. De tijden zijn veranderd, vader. We zijn een aardigheidje geworden. Poppenkastpoppen; één keer per jaar worden we afgestoft, omdat het volk dat leuk vindt.

Koning:           Dat volhouden van jou! Ik zou je moeten opsluiten samen met al dat andere dissidente tuig. Waarom moet ik dit meemaken?  Jij trouwt met prins Jaap. Zo snel mogelijk.

Prinses:           Nee. Ik houd van u, maar dit gaat in tegen alles wat ik ben.

Koning:           Jij bent een prinses. Dit is wat prinsessen doen. Zolang jij hier woont, in mijn paleis, onder mijn dak, zul je trouwen, mijn kroon overnemen en prinsen baren.

Prinses:           Dat kan ik niet.

Koning:           Denk je dat ik met je moeder wilde trouwen? Nee! In het begin was het vreselijk. Het moest. Het is niet zo erg als het lijkt. Wat niet is kan komen. Jullie kunnen vast aan elkaar wennen. Je moeder en ik zijn ook aan elkaar gewend. Toen jij kwam zijn we elkaar zelfs gaan waarderen.

Prinses:           Waarderen?

Koning:           Sodemieter!! En nou luister je naar me.

De lakei komt binnen.

Lakei:              Majesteit, de Minister-president. 

Koning:           Laat hem binnen. Ga weg. Ik hoef je voorlopig niet meer te zien.

Ze gaat weg.

Koning:           Beultje, ben ik te streng voor haar?

Lakei:                         Nee majesteit, je kunt niet streng genoeg zijn tegenwoordig. Misschien moet u  eens wat lijfstraffen op haar uitproberen.

Een paar seconden gebeurt er niets. Dan springt de Minister-president woest tevoorschijn.

Min. pres.:       Boe!!!

Stilte.

Min. pres.:       Het spijt me, Majesteit. Ik wilde u laten schrikken.Vergeef me.

                         

Koning:           Beultje, geef de Minister-president een kop koffie.

De lakei schenkt koffie in.

Min. pres.:       Ha lekker, er gaat niets boven een kop sterke koffie, vind u ook niet?

                        De zwarte troost; houdt het lichaam wakker en de geest scherp.

De koning en de lakei kijken elkaar aan.           

Min. pres.:       Trouwens, hoe is het met uw dochter, is er al een geschikte huwelijkskandidaat?

Koning:           Ik neem aan dat u niet voor de gezelligheid komt.

Min. pres.:       Nee, dat klopt. Bent u al begonnen aan de brief? Ik ben reuze nieuwsgierig.

Koning:           U kunt maar beter gaan prins Jaap. Wij praten snel verder.

De prins gaat weg.

Koning:           Nee, ik ben nog niet begonnen, maar in mijn hoofd begint zich het een en ander af te tekenen. Uw koffie wordt koud.

De Minister-president neemt voorzichtig een slok van zijn koffie. Het is niet te drinken, maar

hij houdt zich groot.

Min. pres.:       Heerlijk.

Koning:           Nee, slap. Het is slap. U bent een connaisseur, u verdient beter dan dit. Beultje, sterkere koffie.

Min. pres.:       Dat is niet nodig, Majesteit.

Koning:           Het is mijn koninklijk besluit, dat u sterkere koffie drinkt, dus drinkt u sterkere koffie.

Min. pres.:       Grondwettelijk gezien, is dat niet helemaal juist, Majesteit.           

Koning:           Dat weet ik!! Als u nu vertelt, wat u komt doen. Ik wil dit onderhoud niet langer laten duren dan strikt noodzakelijk. U heeft vast belangrijker dingen te doen. Ik in ieder geval wel.

Min. pres.:       Nee, Majesteit. Ik ben hier voor een zaak van het hoogste nationale belang. De vergadering heeft mij vorig jaar ook gestuurd, maar toen durfde ik het niet ter sprake te brengen. Ik dacht toen dat we het zelf wel op konden lossen. We hebben alles op alles gezet, maar het is mislukt. Ondertussen is het alleen maar erger geworden, dus hier ben ik weer. Majesteit, we hebben gefaald.

Koning:           Vertel me iets nieuws.

Min. pres.:       Het verspreidt zich als een ziekte. We hebben lang gedacht dat we er immuun voor waren, maar het tegendeel is gebleken.

Koning:           Man, spreek toch eens duidelijke taal! Waar heb je het over!?

Min. pres.:       De onverschilligheid, Sire, de complete desinteresse. Wij leven toch in een democratie, dat veronderstelt dat iedere burger een mening heeft over alles wat er gebeurt, en dat hij die mening omzet in een stem, zodat de regering een afspiegeling is van alle meningen van heel het volk.

Koning:           U hoeft mij niets te vertellen over democratie, daar weet ik alles van.       

Min. pres.:       Uit onderzoek is gebleken dat het een groeiend deel van de bevolking niets meer kan schelen. We leven al jarenlang in één van de veiligste en welvarendste sprookjeslanden die er zijn. Alles is al zo lang zo goed geregeld, dat iedereen er aan gewend is geraakt. Mensen, kabouters, feeën, de hele bevolking is lui geworden, ervaart het als iets vanzelfsprekends dat het zo goed gaat. Ze werken harder dan ooit, dus fysieke luiheid is het niet. Nee, het is geestelijke luiheid, Sire. Ze willen alleen energie steken in iets waar ze direct en in materieel opzicht beter van worden. Van het hebben van een mening word je niet snel rijk, dus vinden ze het niet nodig om daar energie in te stoppen. De essentie van democratie is de vrijheid om het er niet mee eens te zijn. Dat mensen meedenken, dat is de enige garantie voor kwaliteit. Maar als het volk geen mening meer heeft, wat is er dan nog over van de democratie, Majesteit?

Koning:           Wat?

Min. pres.:       Wat er dan nog van overblijft?

Koning:           Ja, een intelligente vraag. Wat was de vraag ook al weer?

Min. pres.:       Ik vraag u: wat blijft er over van een democratie zonder mening van het volk?

Koning:           Een zeer intelligente vraag. Wat denkt u zelf dat het antwoord is?

Min. pres.:       Een vacuüm.

Koning:           Inderdaad. Een vacuüm.

Min. pres.:       Een schijndemocratie, gebaseerd op oppervlakkigheden, een hol vat, en dat kan uiterst gevaarlijke situaties opleveren.

Koning:           Een zeer intelligente analyse ook, ik ben het geheel en al met u eens.

De lakei komt binnen met nieuwe koffie.

Koning:           Ah beultje, je komt als geroepen. Bij intelligente gesprekken hoort sterkekoffie. Minister-president, u heeft geluk. Dit is de sterkste koffie van het land, die schenk ik normaal alleen bij staatsbezoeken.

Min. pres.:       Majesteit, we zitten met onze handen in het haar.

Koning:           Daarom. Een kop koffie zal u goed doen.

Min. pres.:       Maar Sire, ik ben hier niet om koffie met u te drinken.

Koning:           Drink de koffie!!

Min. pres.:       Maar…

Koning:           Beultje!!

De Minister-president drinkt zijn kop in een teug leeg, kokhalst en begint zachtjes te neuriën.

Koning:           Goed zo, jongen. Nu, wat wilde je me vertellen.

Min. pres.:       Ik kom u meedelen dat de noodtoestand is uitgeroepen. Volgens een oude wet wordt het land in zo’n geval bestuurd door een noodcommissie, die complete volmacht heeft totdat de orde weer is herstelt. En u bent de voorzitter van die commissie. Majesteit, uw land heeft u dringend nodig.

Scène 3:

De slaapkamer van de prinses. Nacht. Een kamermeisje pakt een koffer in. De prinses staat er bij.

Prinses:           Kloteland. Kloteleven. Hoe kan ik hier leven als ik nog niet eens mijn eigen reet mag afvegen?

K. meisje:        Bevalt de manier waarop ik u afveeg u niet?

Prinses:           Nee, dat doe je fantastisch, daar gaat het niet om. Ik wil gewoon zelf bepalen wat ik met mijn leven doe.

K. meisje:        Misschien moet u accepteren dat zoiets niet kan. Ik ken niemand die zelf bepaalt wat hij met zijn leven doet.

Prinses:           Daarom ga ik ook weg. Begin jij nu ook al? Als het hier niet kan, ga ik op zoek naar een plek, waar dat wel kan.

K. meisje:        Maar uw vader gaat er aan onderdoor.

Prinses:           Hij wil me toch niet meer zien? Hij kan hem krijgen. Hoe haalt hij het in zijn hoofd me zo’n lelijke kikker aan te smeren. Waar is mijn hanger? Die gouden hanger? Die moet mee. Ik kan niet zonder.

K. meisje:        Ik had het wel geweten. Die man is schatrijk!

Prinses:           En spuuglelijk! Ik leef verdomme in een sprookjesland, daar draait uiteindelijk toch alles om liefde en de hogere dingen in het leven? Waarom dan niet voor mij?

K. meisje:        U heeft een voorbeeldfunctie te vervullen.

Prinses:           Dat weet ik!! En wat voor voorbeeld stel ik als ik met die kikker trouw? Dat je uiteindelijk kan leren iemand te waarderen. Dat we medelijden moeten hebben met mensen met incontinentieproblemen? Donder op, zeg. Wat is er met de liefde gebeurd? Gaat het daar niet meer over? Nee, het is goed met hem. Ik ben hem mooi een stap voor.

K. meisje:        Maar zo midden in de nacht!

Prinses:           Geen beter moment. Alle wachters liggen te slapen. Weet je waarom mijn vader zich alles af laat pakken? Omdat hij nooit iets weggeeft. Hij is gierig. Hij houdt alles krampachtig voor zichzelf, maar hij is niet sterk genoeg.

                        Een klein tikje is genoeg om het uit zijn handen te laten vallen. Hij begrijpt zijn eigen leven niet, maar waarom is dat mijn probleem? Hoe kan hij zo makkelijk over mijn leven beslissen?

K. meisje:        Ik begrijp u.

Prinses:           Het is fijn om te weten dat iemand me begrijpt.

K. meisje:        Het doet pijn als iemand die je begrijpt weg gaat.

Prinses:           Daar zal hij mee moeten leven.

K. meisje:        Neem me niet kwalijk, ik had het niet over uw vader.

Prinses:           Ach Grietje, het spijt me. Sorry, dat ik het je niet gevraagd heb. Ik ga er eigenlijk van uit dat je meegaat.

K. meisje:        Meegaat!? Oh, maar dat kan niet.

Prinses:           Natuurlijk wel!

K. meisje:        Nee, dat kan niet. Uw vader zal het nooit toestaan.

Prinses:           Je hebt zijn toestemming niet nodig. Dit gaat over mijn leven.

K. meisje:        Ja, maar als we terugkomen laat hij míjn kop eraf hakken.

Stilte. Ze kijken elkaar aan.

K meisje:         Nee Anna, je kunt niet voor altijd wegblijven. Dat mag je niet doen.                    

Prinses:           Ik kan je niet missen.

K. meisje:        Met alle liefde van de wereld, maar…

Prinses:           Nee Grietje…

K. meisje:        Ik kan het Hans niet aandoen. Sinds we ontsnapt zijn uit dat huisje, loopt hij bij een therapeut. Het gaat goed hoor, vooral de laatste maanden, maar als ik ineens bij hem wegga… hij gaat er aan onderdoor.

Het kamermeisje laat iets uit haar handen vallen.

Prinses:            Kijk nou wat je doet! Moet ik hier alles zelf doen!? Ineens moet ik van iedereen afscheid nemen.

Stilte.

Prinses:           Waar is die hanger nou?

K. meisje:        Zal ik alles nog eens controleren?

Prinses:           Nee, het is goed zo. Ik kan wel zonder. Het is goed om geen herinneringen mee te nemen. Dan ga je maar twijfelen. Ik moet opschieten. Bedankt voor alles.

K. meisje:        Het was niets.

Prinses:           Denk af en toe aan me.

K. meisje:        Pas goed op uzelf. En gaat u alstublieft niet de oostgrens over, dat moet u me beloven. Niemand is daar ooit van teruggekeerd.

Prinses:           Ik weet het.

Scène 4:

Een paleispoort. Nacht. Wachter 1 houdt wacht -  in uniform en met machinegeweer met bajonet- maar is in slaap gevallen.

                  

K. meisje:        Psst!! Wakker worden.

Wachter1:       Huh? Wat doe jij hier? Is het al vijf uur?

K. meisje:        Nee, tegen drieën.

Wachter1:       Laat me met rust. Morgen betaal ik je van gisteren.

K. meisje:        Ik kom je waarschuwen. De prinses is weg.

Wachter1:       Kom me straks wakker maken.

Hij pakt het kamermeisje en wil haar kussen.

K. meisje:        Nee, luister. Anna is weg. Je moet wakker worden. Als ze erachter komen controleren ze eerst de paleispoorten. En wie slaapt is er geweest.

Uit het paleis klinkt een luide schreeuw. De wachter springt op.

Wachter1:       Wat is dat!?

K. meisje:        De koning. Hij heeft het ontdekt. Ik moet gaan.     

Wachter1:       Maar ze kan onmogelijk weg zijn. Ze moet langs een paleispoort zijn gegaan Die worden streng bewaakt.

K. meisje:        Jij denkt dat je de enige wachter bent, die staand kan slapen.

Wachter 1:      En blijkbaar ook niet de enige die je komt wekken ’s ochtends. Jij bent slecht.

K. meisje:        Dat kan wel zijn, maar ik heb je toch maar mooi gered. Dat had ik niet hoeven doen.

Wachter1:       Dan ben je een engel.

K. meisje:        En jij een lompe beer.

In het paleis gaan lichten aan.

Wachter1:       Wat een geluid! Alsof er een beest wordt geslacht.

K. meisje:        We moeten uitkijken. Wie denk je dat hier de schuld van krijgt? Wij natuurlijk, het personeel.

Wachter1:       Ze zal toch niet hierlangs gekomen zijn?

K. meisje:        Nee, want jij hebt hier de hele nacht op wacht gestaan en jij hebt niets gezien.

Wachter1:       Ik zit al maanden te wachten op promotie. Dat kan ik nu wel vergeten.

Ze haalt de gouden hanger van de prinses tevoorschijn en hangt die om haar hals.

K. meisje:        Kijk eens. Staat dit me?

Wachter1:       Is dat goud?

K.meisje:         Heeft de prinses me gegeven, als dank.

Wachter1:       Gegeven. Je hebt hem gejat, zal je bedoelen.

K. meisje:        Gevonden. Zeg, ik heb zeven jaar voor dat nest gewerkt; haar stront opgeruimd, haar gezeur aangehoord. Dan verdien ik toch zeker iets extra’s! Ik wist al een tijdje dat ze hem aan me wilde geven en voordat ze het kon vergeten, heb ik hem maar gepakt.

Wachter1:       Als ze hier achter komen, gaat je kop eraf!

K. meisje:        Ze komen er niet achter, want jij houdt je mond.

Wachter1:       En waarom zou ik dat doen, als ik vragen mag?

K. meisje:        Omdat ze anders uit anonieme bron te weten komen dat jij, op het moment, dat onze prinses het paleis verliet, hier stond te snurken als een paard.

Wachter1:       Jij bent een hele slimme hoer.

K. meisje:        Nee, je bent in de war. Ik lijk op een slim kamermeisje, dat hier wel eens langskomt, maar in feite ben ik een hele lieve engel, die er voor gaat zorgen dat jij en ik veel geld kunnen verdienen.

Wachter1:       Jij gaat die hanger verkopen.

K. meisje:        Nee, dat ga jij doen.

Wachter1:       Oh nee!

K. meisje:        Sst! Luister. Als het je lukt, is de helft voor jou. 

Wachter1:       En hoeveel moet zoiets opbrengen?

K. meisje:        Vijfhonderd.

Wachter1:       Dat is tweehonderd vijftig. Dat kan ik wel gebruiken. De laatste keer, dat ik

                        mijn loon heb gekregen, kan ik me niets eens meer herinneren.

K. meisje:        Dat bedoel ik. We moeten elkaar een beetje helpen in dit leven.

Wachter1:       En de risico’s?

K. meisje:        Die zijn er niet. Niemand weet dat de prinses dit kwijt is. En jij hebt toch een heel groot schietgeweer bij je?

Wachter1:       Geef hier dat ding.

K. meisje:        Voorzichtig.

Wachter1:       Ik ben zo in de war. Het ene moment zie ik je aan voor een hoer, het andere moment ben je een reddende engel.

K. meisje:        Laten we het erop houden dat ik het ook niet makkelijk heb.

Ze kust hem.

Scène 5:

De volgende ochtend.  Een paleispoort. Wachter 1 houdt wacht. Hij wordt afgelost door Wachter 2.

Wachter 2:      Goedemorgen, de verlossing!

Wachter 1:      Zo, wat zie jij eruit! Laat geworden?

Wachter 2:      Ja, dat mokkel heeft haar schoen weer op de trap laten staan. Mijn dienst zat er al een half uur op. Moesten we haar met z’n allen gaan zoeken. Heeft tot vier uur vannacht geduurd, maar die was natuurlijk spoorloos verdwenen, zoals altijd. Ik begrijp niet hoe ze het doet. Ik zeg tegen mijn wachtcommandant, zo kom ik wel lekker aan mijn overuren. Je moet ziet zeiken, zegt ‘ie.

Wachter 1:      Oh ja. Zijn wij weer de zeikerds. Hebben wij het weer gedaan. Laat die man verdomme mijn CAO eens nalezen. Ik ben  in geen jaren meer op vakantie geweest.

Wachter 2:      Nog iets gebeurd?

Wachter 1:      Nee, alleen die eikel van Royalty Watch.

Wachter 2:      Oh god. Wat had ‘ie nou weer?

Wachter 1:      Zei dat hij een geheime uitnodiging had ontvangen van de koning.

Wachter 2:      Ongelofelijk! Die gast denkt echt dat we een bord voor ons hoofd hebben.

Wachter 1:      Het was waar.

Wachter 2:      Wat waar?

Wachter 1:                  Ik moest hem binnenlaten.

Wachter 2:      Nee!

Wachter 1:      Een half uur geleden.

Wachter 2:      Heeft hij eindelijk zijn reportage over het koninklijke sanitair. Waarom lees ik die rotzooi?

Wachter 1:      Ik heb het idee dat dit iets serieuzer is.

Wachter 2:      Hoezo?

Wachter 1:      De prinses is verdwenen.

Wachter 2:      Nee. Hoe weet je dat?

Wachter 1:      Van haar kamermeisje. Weggelopen. Ze was heel serieus. Ze vroeg me of ik dit voor haar kon verkopen.

Laat hem de hanger zien.

Wachter 2:      Weet je wat dit is? Dit droeg ze op de begrafenis van haar moeder. Weet je het niet meer? Ze legt die roos op de kist, traan over haar wang, muziek, de camera zoomt in… close-up op deze hanger. Ik weet het zeker. Dit is kapitalen waard!!

Wachter 1:      Sst! Geef maar weer hier, ja. Mondje dicht!

Wachter 2:      Dus ze is verdwenen. Dat geloof je toch niet. Waar gaan we heen met z’n allen!?

Wachter 1:      De verdoemenis.

                       

Stilte. Een lichtflits. De wachters schrikken. Het is de reporter van Royalty Watch.

Gerard:           Niet schrikken heren! U heeft er toch geen bezwaar tegen als ik een paar fotootjes van u maak. Voor op de cover van ons nieuwe dubbeldikke themafeestnummer, jullie worden beroemd!!

Wachter 2:      Wat is het thema?

Gerard:           Dat weet niemand, maar we gaan er ook deze maand weer een leuke draai aan geven! Dit ziet er prachtig uit heren. Begint u zich maar langzaam uit te kleden.

De reporter lacht smakelijk om zijn eigen grap, tot de twee wachters tegelijkertijd hun

machinegeweren op hem richten.

Gerard:           Heren, een grapje. Daar ontspant u van. Staat u er stukken beter op. Nog eentje? Even lachen. Zo, dat lijkt me wel genoeg.

Wachter 1:      Mij ook.

Hij pakt de camera af en trekt het rolletje eruit.

Wachter 1:      En nou oprotten, van Reetscheten, met je vuiligheid!

Gerard:           Heren, waarom zo vijandig?

Wachter 2:      Omdat je een vuile rat bent!

Gerard:           Zo moet u het niet zien. Laten we nou geen ruzie maken. Ik sta aan jullie kant.                           

Wachter 1:      Ik dacht het niet. Oprotten!

Gerard:           Ik heb altijd aan jullie kant gestaan. Waarom begrijpen mensen dat toch niet? Wij zitten in dezelfde branche. U zorgt ervoor dat de mensen de koning niet kunnen zien, ik zorg ervoor dat ze hem wel kunnen zien. We houden elkaar in balans! Jullie mogen me trouwens Gerard noemen, sinds vandaag zijn we collega’s.

Wachter 2:      Ik dacht het niet.

Gerard:           In dienst van Zijne Majesteit de Koning.     

Hij salueert en geeft een pasje aan Wachter 2 die verbaasd naar een telefoon ergens achter

loopt en telefoneert.

Wachter 1:      Hé, wacht eens. Misschien kan ik je hiervoor interesseren. De hanger van prinses Anna op de begrafenis van haar moeder. Heeft ze… per ongeluk laten slingeren. Voor achthonderd is ‘ie van jou.

Gerard:           Laat eens zien. Hm…Ik denk dat je belazerd bent, soldaat. Onze halve economie draait op dit soort onzin. Hier heb ik er al honderd van gezien. Nep. Is nog geen tientje waard. Eh, wat is je collega aan het doen?

Wachter 1:      Dat meen je niet.

Gerard:           Weet je wat? Omdat je zo’n aardige gozer bent, krijg je twee tientjes van me. Alsjeblieft.

Gerard van Reetscheten geeft hem twee tientjes, de wachter geeft hem de hanger.

Wachter 1:      Waarom mag jij ineens naar binnen?

Gerard:           Ja, dat is een lang verhaal, dat eigenlijk strikt geheim moet blijven. Maar nu we collega’s zijn kan ik het je wel vertellen. De prinses is de stad uitgevlucht. De koning als de dood dat ze via de oostgrens het land verlaat. Iets wat niemand ooit heeft gedaan. Ja, een vriendje van me een paar jaar geleden, maar die heb ik nooit meer teruggezien. Hij heeft mij gevraagd om haar op te sporen en ervoor te zorgen dat ze heelhuids thuiskomt. Ik ben benoemd tot speciaal agent. Formeel gezien ben ik nu je baas.

Wachter 1:                  Speciaal agent me reet!

                  

Wachter 2 komt aangelopen en springt in de houding.

Wachter 2:      Ik heb even wat feiten gecheckt en het klopt allemaal. Neem me niet kwalijk, meneer. Veiligheid gaat hier voor alles.

Wachter 1 springt ook in de houding.

Gerard:           Vanzelfsprekend. Heren, ik moet gaan. Die negatieve houding van daarnet zal ik maar door de vingers zien, dat kon je ook niet weten. Zie je nou wel, ik ben de kwaadste niet. Ik begrijp niet waarom mensen zo’n hekel aan me hebben.

                       

Wachter 1:      Dat wordt een zware klus, meneer.

Gerard:           Welnee, een makkie. Wat? Een beetje napluizen waar dat mens uithangt en net zo lang drammen tot ze toegeeft. Jongeman, ik doe niet anders. Dat is mijn vak. Het was prettig kennis met u te maken. Een zware last rust op mijn schouders: het voortbestaan van onze natie. Heren, gegroet!

Speciaal agent Gerard van Reetscheten gaat weg. Stilte. Wachter 1 laat zijn geweer uit zijn handen vallen.

                  

Scène 6:

Een vergaderruimte in het paleis. Aan een grote tafel zitten de Minister-president, een generaal, een bankier, een marketingstrateeg, een televisieproducent, een onderdaan en een afgevaardigde van een humanitaire hulporganisatie te wachten. De Minister-president zit te huilen, voor de rest zwijgt iedereen. De lakei komt binnen met een bijl in zijn handen.

Lakei:                         Zijne Majesteit, de koning!!

Iedereen staat op, behalve de marketingstrateeg.

Lakei:              Zijne Majesteit, de koning.

M. strateeg:     Dat weet ik. Hij heeft me hoogstpersoonlijk uitgenodigd voor dit onderhoud.

Generaal:        Sta op.

M. strateeg:    Het is niet echt onze policy om zenuwachtig te worden van belangrijke

personen uit het openbare leven. Wij blijven relaxed. Be normal,

be famous is onze strategie.

Generaal:        En de mijne is: ga staan voor je koning of sterf!

Lakei:             Inderdaad. Misschien is het een goed idee als ik zijn kop eraf hak.

Afgev:            Doe niet zo walgelijk. Als het de oprechte overtuiging van deze

mens is niet te gaan staan voor een koning, vanuit welke gedachte dat ook

voortkomt, dan is dat zijn universele recht als mens. Dat moet worden

gerespecteerd.

M. strateeg:    Jongens, jongens. Als jullie zo graag willen, dan gaan we natuurlijk

staan. Het is ook wel een mooi concept: voor iemand gaan staan om je respect

te tonen.

Hij staat op.

Lakei:              Zijne Majesteit, de koning!

De koning komt binnen. Hij ziet lijkbleek.

Koning:           Gaat u zitten.

Iedereen gaat weer zitten, behalve de marketingstrateeg.

M. strateeg:     Nou nee, wij blijven eigenlijk liever staan. We willen graag ons respect tonen. Snap je?

Generaal:        Zitten.

Lakei:              Zitten of ik hak je kop eraf!

M. strateeg:     Mogen we iedereen erop wijzen dat normen en waarden weer helemaal terug aan het komen zijn. Dus als je niet achter wilt lopen, zou ik mijn attitude compleet veranderen als ik jou was.

De lakei blaft naar hem.

Afgev:            Bovendien, ieder mens heeft een vrije wil, die ligt vastgelegd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. De Mens!! Dus als deze mens wil blijven staan, dan moeten we dat respecteren.

De lakei blaft nog eens.

Koning:           Beultje, rustig. Dames, heren, nogmaals, gaat u zitten, dan kunnen we

                        beginnen.

De marketingstrateeg gaat gepikeerd zitten.

Koning:           Ik neem aan dat de Minister-president u op de hoogte heeft gesteld van de penibele situatie, waarin ons land verkeerd. De noodsituatie is van kracht en ik ben weer de baas. Dit alles is geheim gehouden voor het volk, om paniek te voorkomen. En om dat zo te houden rust er strikte geheimhouding op wat hier gezegd wordt. Oftewel, beultje…

Lakei:              Zwijgen of ik hak je kop eraf!!

Koning:           Precies. Zijn er tot nu toe onduidelijkheden?

Iedereen:         Nee, Majesteit.

Koning:          Aangezien jullie de besten zijn in jullie vakgebied, behalve de onderdaan, die is

gewoon van straat geplukt, leek het me een goed idee om jullie in te stellen als

mijn adviescollege. Dat betekent dat jullie me adviseren in deze zeer moeilijke

kwestie. Dat betekent niet dat ik hoef te luisteren, want ik ben de baas. Wat

vinden jullie daarvan?

Iedereen kijkt schaapachtig om zich heen en mompelt wat.

Lakei:              Stilte!!

Koning:          Beultje, beheers je! Neemt u het hem niet kwalijk. Hij is, net als ik, wat

opgewonden over de ontwikkelingen van de afgelopen dagen. We kunnen

maar niet wennen aan het idee, dat ik weer de baas ben.

Tv-prod.:         Majesteit, er gaan geruchten dat uw dochter het land is uitgevlucht.

Koning:           Voor we beginnen wil de Minister-president nog iets zeggen.

De Minister-president droogt zijn tranen, staat op en dreunt zijn lesje op.

Min. pres.:      De politiek heeft gefaald. Wij hebben onze ogen gesloten voor de

groeiende desinteresse. Nu ze is uitgegroeid tot een direct en groot gevaar voor

de democratie, moet de politiek de consequenties aanvaarden en haar

verantwoording afleggen. Aangezien de politiek een abstract begrip is, en

abstracte begrippen niet ter verantwoording kunnen worden geroepen, hoe

hard sommige mensen ook het tegendeel beweren, neem ik die

verantwoording op mijn schouders en dien het ontslag in van mijn kabinet.

Iedereen begint paniekerig door elkaar te praten.

Lakei:             Stilte!

Koning:           Maar omdat je zo’n aardige kerel bent heb ik een verrassing voor je. Het hele kabinet mag voor spek en bonen blijven zitten. En jij ook. Er zou er alleen maar paniek uitbreken en dat kunnen we niet gebruiken, zeker niet nu ik weer de baas ben. Dan wil ik nu graag geadviseerd worden. Generaal, wat is je oplossing? Hou het kort, alsjeblieft.

Hij gooit een grote stapel papier op tafel.

Generaal:        Platbombarderen, majesteit. Onze inlichtingendiensten houden al lange tijd

            lijsten bij van alle onderdanen. We hebben precies kunnen achterhalen wie

                        zijn interesse is verloren en wie niet. Ons plan is om de niet-geïnteresseerden in

            het geheim te voorzien van een microzender, die een signaal uitzendt.

            Vervolgens voeren we precisiebombardementen uit op iedereen met een

            zender. Zo roeien we het kwaad doelmatig uit en minimaliseren we het risico

            op onschuldige slachtoffers

           

Koning:           Een prachtplan. Is er iemand tegen?

De afgevaardigde staat op.

Bankier:          Ik ben bang dat zoiets uit gaat lopen op een massaslachting.

Afgev:             Bovendien, Majesteit, is het een grove schending van de rechten van de

                                    mens. Iedereen die zich niet interesseert verliest zijn recht om te leven, dat is

het begin van het einde.

Generaal:        Hou toch een keer op met je rechten van de mens. Altijd hetzelfde gezeik. In

                       een oorlog vallen nu eenmaal slachtoffers. Het gaat erom het Kwaad zo snel

en efficiënt mogelijk uit te roeien.

Afgev:            Dit gaat de Internationale Sprookjesgemeenschap nooit tolereren. Als dit plan

                       wordt doorgezet kunnen we rekenen op grootschalige sancties.

Bankier:           En dat betekent het einde van onze welvaart.

Generaal:        Als wij ons land willen verdedigen, is bombarderen de enige oplossing.

Tv-prod.:        Wij zullen er alles aan doen om dit idee verkocht te krijgen.

M. strateeg:     Wij krijgen alles verkocht.

Tv-prod.:        Ik zie het helemaal voor me. We kunnen camera’s op de granaten monteren en

                        vierentwintig uur per dag live uitzenden.

Afgev:            Dat is walgelijk! Ze zouden jullie moeten opsluiten.

M. strateeg:     Dat zou de persvrijheid ernstig in gevaar brengen.

Tv-prod:          Inderdaad. En bovendien, televisieproducenten zijn ook maar mensen

Afgev:            Nauwelijks.

Bankier:          Generaal, hoe denkt u dit plan gefinancierd te krijgen? Bombarderen is een kostbare aangelegenheid. Er zal op andere posten flink bezuinigd moeten worden.

Generaal:        Ontwikkelingshulp, bezuinig op ontwikkelingshulp.

Afgev:             Schoft!

Min. pres.:      Majesteit, dat van die lijsten van de inlichtingendienst, daar wist ik

            niets vanaf.

Generaal:        Natuurlijk niet, daar hadden we nooit toestemming voor gekregen.

Min. pres.:      Je hebt bewust informatie achter gehouden. Ik onthef je hierbij uit je functie.

Afgev:             Prachtig!!

Rumoer.

Lakei:             Stilte!!!

Koning:          Op deze manier komen we helemaal nergens! Generaal, bedankt voor de

moeite, maar die bombardementen zijn geen goed idee. U kunt gaan.

De generaal vertrekt schoorvoetend.

Koning:          En u, als topbankier, laat u uw licht eens schijnen over deze kwestie.

Bankier:          Jazeker, Majesteit. Als we de zaak macro-economisch bekijken is er maar één oplossing: importeren.

Koning:          Importeren.

Bankier:         Ja, als we hier een tekort aan interesse hebben, waarom kopen we die dan niet

in het buitenland? Een stuk goedkoper dan bombarderen en ook beter voor

onze internationale betrekkingen.

Koning:          Nou, dat klinkt erg goed, laten we dat doen. Minister-president, laat zo snel

                       mogelijk met de import van interesse beginnen.

Onderdaan:    Sorry, maar mag ik misschien iets zeggen?

Koning:          Och, de onderdaan, we waren u bijna vergeten. Ga je gang.

Onderdaan:     Majesteit, ik heb natuurlijk geen verstand van zaken, maar de import van

interesse… dat klinkt me nogal vreemd in de oren. Ik denk - en nogmaals ik

heb absoluut geen verstand van zaken - ik denk dat het onmogelijk is.

 

Koning:          Wat bedoel je?

Onderdaan:     Interesse is niet te koop.

Bankier:          Natuurlijk wel, alles is te koop. Het is een kwestie van vraag en aanbod: de

vraag naar interesse is hier groot, dan zoeken we aanbod in het buitenland. We

moeten alleen oppassen dat dit niet uitlekt, dat drijft de prijzen op. Je hebt

inderdaad geen verstand van zaken.

Afgev:             Niet zo neerbuigend! Dat deze onderdaan van de straat is geplukt, betekent

                        niet dat hij geen rechten heeft. Ik vraag me trouwens af, aangezien dit een

                        sprookjesland is: “Waarom zitten er geen kabouters in deze adviescommissie?”

Koning:          Ga zitten en hou je mond. Minister-president, ik heb een vermoeden dat de

onderdaan wel eens gelijk zou kunnen hebben.

Min. pres.:      Met alle respect voor uw expertise…

Koning:           Jazeker, alle respect voor uw expertise.

Min. pres.:       …maar ik denk dat u zich vergist. Ik heb in heel mijn loopbaan als Minister-president nog nooit gehoord van de mogelijkheid om interesse te importeren.

Bankier:          Dat is precies de reden dat het nu zo’n rotzooi is, demissionaire minkukel!!

Min. pres.:      Spek en bonen! Ik ben spek en bonen Minister-president. Laten we het beestje

bij de juiste naam noemen.

Koning:           Bovendien is de voor spek en bonen Minister-president absoluut geen

minkukel en heeft hij juist zeer veel verstand van zaken anders was hij nu geen

voor spek en bonen Minister-president.

Tv-prod:         Maar het kan geen kwaad om over dit soort dingen zakelijk na te denken.

M. strateeg:     Precies, het kan helemaal geen kwaad als wij hier allemaal een stukje wijzer uit komen.

Afgev:            Stelletje ratten!

Koning:           Beultje, kom eens hier. Heb je al iets gehoord van die vreselijke reporter?

Lakei:             Ik vrees van niet, Majesteit. Hij is onvindbaar.

Koning:           Hij ook al. Het eerste wat ik doe als ze weer terug is als ze thuis komt, is haar onterven.

Lakei:              Meent u dat?

Koning:           Ik stop haar in een kooi. Laat zo snel mogelijk een kooi bouwen. Ik weet

genoeg, uw plan is van de baan.

De bankier vertrekt schoorvoetend.

Koning:           Goed, wie blijft er dan nog over?

Afgev:             Majesteit, om het kort te houden: organiseer een stille tocht voor alle

slachtoffers van de desinteresse. Het kost niets, is relatief makkelijk

organiseerbaar, en het zal de mensen bewust maken van het belang van hun

mening in een democratische samenleving.

Koning:           Een stille tocht…

Afgev:                        Stelt u zich toch voor, Majesteit: een massa zwijgende onderdanen met kaarsen in hun hand, die zich, hand in hand, machteloos over de desinteresse van anderen, beseffen dat ze Mens zijn, of Dwerg of Kabouter en dat ze hun steentje bij kunnen dragen aan de maatschappij.

                                   

Koning:          Ik vind het prachtig! Dat doen we. Minister-president, organiseer meteen zo’n

stille tocht.

Tv-prod:         Als ik daar mijn steentje aan kan bijdragen. Wat dacht u van een registratie op

televisie? Vierentwintig uur per dag live, met bands, spektakel, mooie jongens

en meiden.

Afgev:            Ja!!

Min. pres.:      Majesteit, als ik er iets over mag zeggen. Het klinkt nogal goedkoop.

Wat denkt u dat er gebeurt als de mensen weer naar huis gaan? Ik denk dat ze het de volgende dag al weer vergeten zijn.

Koning:          Dat kan de onderdaan het beste vertellen. Onderdaan, denk jij dat je zo’n stille

tocht een blijvende herinnering zal zijn?

Onderdaan:     Ik denk dat ik er sowieso niet naar toe zou gaan. Ik houd niet van wandelen,

ik houd niet van mensenmassa’s; het klinkt me in de oren als hysterisch gedoe.

Min. pres.:      Precies. Moeten we niet zoeken naar een structurele oplossing? Iets van

duurzamer aard.

Koning:          Duurzamer aard. Dat klinkt erg mooi. Helaas, ook uw plan is afgewezen. Heeft

u nog iets te zeggen?

Afgev:            Ja, ik wil nogmaals mijn vraagtekens zetten bij het feit dat hier geen kabouters,

dwergen of kobolden zijn uitgenodigd. Zij maken een wezenlijk deel uit van de bevolking. Dit riekt naar discriminatie!!!

Koning:          Dat is het niet!! Als u het woord discriminatie nog één keer gebruikt, dan laat ik

uw kop eraf hakken. Weet u wat? Ik denk dat ik dat sowieso maar laat doen.

Beultje!

Min. pres.:      Majesteit, het lijkt me een slecht idee om een afgevaardigde van de

humanitaire hulporganisaties af te slachten. Dat zal de Internationale

Sprookjesgemeenschap nooit pikken.

Koning:          Dat kan me niet schelen!!

Afgev:            Maar Majesteit…

Koning:           Zijn kop eraf!!

Lakei   :           Hoera!!!

De lakei zwaait zijn bijl de lucht in.

Koning:          Nee, beultje, wacht nog even. We moeten het leukst voor het laatst bewaren. Ik

wil eerst alle leden van de adviescommissie hebben gehoord.

 

De marketingstrateeg is in slaap gevallen. Als de bijl in de tafel belandt schrikt hij wakker.

Koning:          Hallo? Hallo? U bent aan de beurt. Zegt u het maar.

M. strateeg:    Majesteit, het probleem is: interesse heeft een slecht imago. Het kost een

hoop energie en je krijgt er weinig voor terug. Onze target is dus, dat interesse

weer leuk moet worden, een belevenis, een ervaring waar iedereen

aan wil deelnemen. Om het imago van interesse en het hebben van een mening

te verbeteren, hebben we twee ideeën bedacht. Idee één: een grote

reclamecampagne met aantrekkelijke, jonge, brutale jongens en meiden die

veel interesse tonen voor elkaar en het leuk vinden om hun mening uit te

wisselen. Doel van de campagne: mensen het gevoel te geven dat ze door een

mening te hebben ook aantrekkelijk, jong en brutaal kunnen zijn.

Koning:          Klinkt goed.

Tv-prod:         Hangt hier misschien een samenwerking in de lucht?

M. strateeg:    Het tweede idee is om mensen met interesse te belonen. Daar hebben we een

handig spaarsysteem met een pasje voor bedacht: interestmiles. Voor elke

getoonde interesse kan je punten sparen Als je veel punten hebt gespaard kun

je aanzienlijke kortingen krijgen op luxeproducten of vliegreizen.

Koning:          Geniaal!! Minister-president, laat meteen aan de campagne beginnen.

Min. pres.:      Nee, Majesteit, dat doe ik niet.

Koning:          Wat?

Min. pres.:      Dit is verschrikkelijk. Het is walgelijk; manipulatie en omkoperij.

Koning:           Maar dat van die aantrekkelijke jongens en meiden, dat klinkt toch goed?

Onderdaan, wat vind jij er van?

Onderdaan:     Een beetje korting is nooit weg.

Koning:           Precies, we doen het!!

Min. pres.:      Majesteit, dit is toch geen duurzame oplossing. Deze mensen gaan uit van de

slechtste eigenschappen in de mens. Het is toch ten hemelschreiend dat we

mensen op zo’n manier geïnteresseerd moeten krijgen. Ik walg van deze

mensen. Beultje, maak ze af, hak hun koppen eraf!!

Koning:           Nee, beultje, ik verbied je hun koppen eraf te hakken. Zij hebben de oplossing voor het probleem bedacht, ze verdienen een standbeeld.

M. strateeg:     Een standbeeld? Ik heb liever geld, Majesteit.

Tv-prod:         Ik ook. Hier is mijn kaartje, het rekeningnummer staat onderaan. 

Min. pres.:      Maar het is een leugen. Hun oplossing is een leugen. Beultje, dit is je kans. Als

je nog iemand af wil maken vandaag…hak hun kop eraf!!!

Met een rode waas voor zijn ogen pakt de lakei zijn bijl en zwaait ermee naar

de marketingstrateeg, die net op tijd weg kan komen.

Koning:          Beultje, stop!! Denk er aan, hij wil mijn kroon stelen. Hij wil de macht, maar ik

ben de baas.

Min. pres.:      Pak ze, beultje, maak ze af!!

Lakei:             Hakken, steken!! Ik maak ze allemaal af!!

Hij zwaait met zijn bijl door de lucht en koelt zijn woede op de tafel. De onderdaan blijft

verlamd van schrik zitten.

Afgev:            Iemand, houd die gevaarlijke gek in toom!!

Koning:          Beultje, leg die bijl neer! En wel nu!! Als je iemand met een vinger aanraakt,

sluit ik je op.

Min. pres.:     Ik verzeker je, beultje, als je ze kapot maakt, dan sta ik voor je in. Het volk

weet niets van deze situatie. Ik ben nog steeds Minister-president. Ik ben de

hoogste baas.

De koning vliegt de Minister-president naar de hals.

Afgev:            Geweld is nooit de oplossing.

Koning:          Schoft, dat ben je niet. Ik ben de baas. En ik zal er voor zorgen dat ik dat blijf.

Je bent geen spek en bonen Minister-president meer. Je bent niemand meer.

Min. pres.:      Dit is een parlementaire sprookjesdemocratie, we hebben geen koning nodig!!

Koning:          Pak hem, beultje!! Pak hem, hij is de grootste vijand van de kroon. Hak hem

in stukken, eet hem op!!

Lakei:              Jaaaa!!!

Afgev:            Geweld is geen oplossing. Laten we dit uitpraten als verstandige mensen.

De lakei begint met zijn bijl op de onderdaan in te hakken.

Afgev:             Nee!! Stop hem!! Doe iets!!

De koning houdt de Minister-president van achter in een wurggreep en kan daardoor niet

zien wat er gebeurt. De Minister-president ziet dat wel. Ondertussen heeft de tv-producent

ergens een cameraatje vandaan gehaald en filmt.

Min. pres.:      Majesteit, stop hem.

Koning:          Ja ja, dat zou je wel willen. Sterven zal je, hond. Hak maar lekker door,

beultje. Rondvliegend vlees, dat heb je lang niet meer gezien. Geniet er maar

van, jongen.

Afgev:            Een humanitaire ramp!!! Laat hem alstublieft stoppen, Majesteit.

Koning:          Zijn verdiende loon zal je bedoelen.

Min. pres.:     Stop. Laat hem stoppen.

Koning:          Nee, beultje, hak er maar op los. Net als in de goeie ouwe tijd, toen ik nog de

baas was. Hak de Minister-president in stukken, beultje! Blijven hakken, net

als vroeger.

De beul stopt met hakken.

Koning:          Niet stoppen. Blijven hakken.

Afgev:            Dit is verschrikkelijk.

Min. pres.:     Het is de onderdaan.

Koning:          Wat?

Min. pres.:      De onderdaad, hij is dood.

Alles staat stil. Iedereen kijkt naar het lijk van de onderdaan. De Minister-president begint

zacht te huilen. De afgevaardigde kokhalst. De tv-producent klapt zijn cameraatje dicht.

Tv-prod:         Zo, dat staat er op!

Afgev:            Vreselijk. Hoe heeft dit kunnen gebeuren?

Koning:          De onderdaan?

Min. pres.:      Ja, Sire, de onderdaan. Hij is morsdood.

Koning:          Wat een verschrikkelijke misdaad. Ik dacht dat het de Minister-president was.

Iedereen kijkt zwijgend naar het levenloze lichaam van de onderdaan

Tv-prod.:         Mag ik misschien van de gelegenheid gebruik maken om mijn plan uiteen te

zetten. Ja? We geven iedereen live vierentwintig uur per dag, zeven dagen per

week z’n eigen personality show. Stel je voor: je zet de tv aan en ziet jezelf.

Dat is toch fantastisch!! Iedereen is geïnteresseerd, want iedereen is op tv. Je

kunt gasten ontvangen, shoppen, lekker eten, leuke dingen doen en als je je

eigen programma zat bent, schakel je over naar het programma van iemand

anders, om er achter te komen hoe zijn leven eruit ziet. En je zal weer echt in

mensen geïnteresseerd zijn, want ze zijn allemaal op tv.

Koning:          Wat zal ik zeggen? Ik kijk geen tv, maar het klinkt fantastisch.

Min. pres.:      Maar als iedereen zijn hele leven voor de tv zit, gaan al die programma’s over

                        mensen die hun hele leven voor de tv zitten.

Tv-prod.:         Nee, het gaat over hun gevoelens, over hun ervaringen.

Min. pres.:      Maar die hebben ze niet. Ze zitten de hele dag voor de tv.

Tv-prod.:         Meneer, iemand die voor de tv zit heeft ook gevoelens.

Min. pres.:      Die talk shows waar u het over heeft gaan over mensen die alles om zich heen

vergeten, dat is precies wat we niet willen.

Tv-prod.:         Oké, misschien geen gevoelens, maar ze hebben wel ervaringen en daar gaat

                        het ons om.

Min. pres.:       Je ervaart jezelf, die zichzelf ervaart, die zichzelf ervaart, die zichzelf ervaart, die zichzelf ervaart. Tot dat wat je ervaart en dat wat je ervaart hetzelfde is en alles voor eeuwig stilstaat. Majesteit… dat klinkt als het einde van de wereld.

Tv-prod.:          Weet je wat het is met jullie!? Jullie staan niet open voor nieuwe ideeën, voor

innovaties. Het einde van de wereld. Wat denk je? Het einde van de wereld

komt toch wel, ik stel voor om in de korte tijd die we hebben zo snel mogelijk

zo veel mogelijk geld te verdienen, en we hebben het hier over miljarden, maar

nee, dat durven jullie niet. Het gaat hier over risico’s nemen, over de dingen

zakelijk durven bekijken. Maar in plaats van een eerlijke zakenman zijn idee te

omarmen, ontvangt hij alleen maar scepsis en wantrouwen. Zo gaat het altijd

met eerlijke ondernemers. Wij nemen de risico’s, wij slikken de verliezen.

Hij verdwijnt op hoge poten. Stilte.

Koning:           Weg. Iedereen weg!!

De koning jaagt iedereen de vergaderzaal uit. De koning alleen.

Koning:            Anna.

Scène 7:

Een woestijn. Op de vluchtstrook van een snikhete autoweg staat een verroeste Ford

Mustang in de beukende zon. Alleen het geluid van een droge woestijnwind. Dan, in de verte

en onzichtbaar, de stem van een uitgedroogde prinses.

Prinses:           Is daar iemand? Hallo? Is daar iemand?

Stilte.

Prinses:           Hallo?

 

Stilte. De prinses komt op.

Prinses:           Hallo!

In de auto schrikt een jongen (Koen) wakker en vliegt met zijn hoofd tegen het plafond. Hij vloekt en stapt onhandig uit. Hij draagt een spijkerbroek, cowboylaarzen en een t-shirt; alles versleten en verfomfaaid.     

Koen:              Goedemorgen.           

Prinses:           Heeft u water? Mijn eenhoorn is in elkaar gezakt, een paar kilometer verderop. Kunt u me helpen?

Koen:                          Wie ben jij?

Prinses:           Ik ben op doorreis. Ik heb dringend water nodig.

Koen:              En je hebt geen gereedschap bij je? Mijn airco is naar de klote.

Prinses:           Nee, prinsessen reizen licht.

Koen:              Ah…Je bent een prinses.

Prinses:           Nee.

Koen:                          Oh gelukkig. Dat maakt het een stuk makkelijker. Ik dacht namelijk dat ik mijn verstand aan het verliezen was. Sigaretje?

Prinses:           Ik kon het niet meer. Nee, dank je. Er was geen reden om nog te blijven. Ik heb afstand gedaan van mijn titel. Mijn vader is razend.

Koen steekt een sigaret op.

Koen:                          Met mijn vader bedoel je de koning? 

Prinses:           Ja.

Koen:              Jouw vader, de koning… En het land, waar je vader koning van is, dat ligt…?

Prinses:           Oh, ergens hier heel ver vandaan…

Koen:                          …waar paddestoelenhuisjes staan?

Prinses:           Onder andere.

Koen:                          Oh, wacht even. Ik begin het langzaam te begrijpen.

 

Prinses:           Heb je wat water voor me?

Koen:                          Jij bent er helemaal niet, hè? Jij bestaat niet. Dat land waar jij het over hebt, dat bestaat ook niet, het zit in mijn hoofd. Ik word voor de gek gehouden door mijn hoofd. Dit is echt te gek. Dit is echt heel goed. Ik praat nu gewoon tegen lucht en jij staat daar, terwijl je eigenlijk in mijn hoofd zit.

Prinses:           Wat bedoel je?

Koen:                          Ik praat nu tegen jou, maar ik praat tegen iets wat ik zelf verzin. Ik verzin je waar ik bijsta.

Prinses:           Ik ben gevlucht uit mijn land. Mijn eenhoorn is dood. Ik heb kilometers gelopen, ik ben uitgeput en ik heb dorst. Ik wil nu water! Ik ben een prinses en ik sta erop water te krijgen!!

Koen:                          Maar niet echt. Ik bedoel, wel echt. Je hebt wel echt dorst. In mijn hoofd heb je dorst, maar in werkelijkheid heeft er niemand dorst. Ik wil je best water geven. Dat je in mijn hoofd dorst hebt, maakt je dorst er niet minder op.

Hij haalt een jerrycan water uit de achterbak en geeft de prinses water.

Koen:                          Kijk, ik zal je uitleggen wat de situatie is. Ik zit in een soort van existentiële crisis. De maatschappij, het systeem weet je, ik kan er niet zoveel mee. Mensen begrijpen me niet, dus ben ik op reis gegaan. Gewoon rijden, weet je, zien waar het leven je uitkakt. Jij bent mijn hallucinatie. Jij bent onderdeel van mijn trip. Jij bent mijn trip. Is niet erg. Ik vind het zelfs heel plezierig.

Prinses:           Luister vriend, ik heb lang gereist. Ik maak een hele vervelende tijd door. Ik bedank je voor het water, waarschijnlijk heb je mijn leven gered, maar val me niet lastig met goedkope hallucinatieverhaaltjes. Zo ken ik er nog wel een paar.  

Laten we de zaak eens omdraaien. Misschien ben jij wel een fata morgana. Dat zou heel goed kunnen. Ik heb een verwarrende tijd achter de rug, ik ben afgewezen door mijn vader, mijn eenhoorn is dood, ik ben de oostgrens overgestoken, iets waar nog nooit iemand van is teruggekomen, kortom, ik ben mentaal erg instabiel. Ik heb lang gereisd. Ik heb honger en dorst. Het is dus helemaal niet ondenkbaar dat ík nu in the middle of nowhere voor me uit sta te ijlen dat jij iemand bent die denkt dat ik een hallucinatie ben.

Koen:                          Dat kan niet. Ik herinner me alles. Ik herinner me heel mijn leven. Ik ben geboren, opgegroeid en weggevlucht.

Prinses:           Ja, en ik dan. Ik ben ook geboren en opgegroeid. Ik heb stiekem mijn eenhoorn van stal gehaald en ik ben weggegaan.

Koen:                          Eenhoorns bestaan niet. Dat is een sprookje!

Prinses:           Nou en!! Is dat een reden om mijn bestaan te ontkennen, of het bestaan van mijn eenhoorn. Ik ben toevallig een prinses, ja.

Ze geeft hem een klap in zijn gezicht.

Prinses:           Overtuigd? Je gaat me niet vertellen dat jij jezelf nu zoveel pijn staat te doen, dat een hallucinatie daartoe in staat is.

Ze geeft hem nog een klap.

Prinses:           Zoveel pijn kan je alleen worden aangedaan door iemand die bestaat. 

Laten we afspreken dat we allebei bestaan en dat dit de werkelijkheid is. Hoe onwerkelijk of ongeloofwaardig die ook is. Of beter nog, laten we zeggen dat we allebei niet bestaan en dat de werkelijkheid ons gestolen kan worden. Dan kunnen we zeggen wat we willen. Afgesproken?

Koen:                          Afgesproken.

Prinses:           Deed het zeer? Sorry.

Ze geeft hem een kus.

Prinses:           Goed zo?

Koen:                          Nee.

Ze geeft hem nog een kus.

Prinses:           Ik heb honger. Heb je iets te eten?

Koen:                          Ik heb hele vieze worstjes, maar als je honger hebt zijn ze wel te doen.

Prinses:           Lekker.

Koen:                          Nu je weer bestaat, of juist niet dus, mag ik je iets vragen? Waarom heb je afstand gedaan van je titel?

Prinses:           Als protest.

Koen:              Waartegen?

Prinses:           Tegen de manier, waarop alles liep. Lang verhaal, laat maar.

Koen:                          Nee, ik wil het weten.

 

Prinses:           Blijkbaar gaat iedereen ervan uit dat ik een soort gebruiksvoorwerp ben en daar had ik geen zin meer in. Mijn vader wil dat ik trouw, heeft alle prinsen van het land langs laten komen, en dat zijn er heel veel, maar ik wil gewoon met rust gelaten worden. Op het laatst kon ik niet eens meer normaal nadenken.

Koen:                          Bizar.

Prinses:           Het ergste is, dat mijn vader er in meegaat. Hij geniet van al die onzin, is totaal niet geïnteresseerd in wat ik met mijn leven wil doen. Dus heb ik mijn kroon ingeleverd. Dat is niet leuk voor hem, maar ik wil mijn leven op mijn manier inrichten. En nu ben ik hier. Ik moet zeggen dat het allemaal wel meevalt. En jij? Hoe heet je?

Koen:                          Ik ben Koen.

Prinses:           Koen…mooi. Dat betekent dapper.

Koen:                          Ja. En jij?

Prinses:           Anna.

Koen:                          Anna, het is dapper dat je bent weggegaan.

Prinses:           Het is treurig dat het zover heeft moeten komen. Het is treurig dat mensen alleen bereid zijn om een gedachte te hebben als iedereen die gedachte al heeft gehad.

Koen:                          Het lijkt me fantastisch om een gedachte te hebben die nog nooit iemand heeft gehad. Een totaal nieuw idee, een positief, een constructief idee, dat de hele wereld op zijn kop zet en jij bent de enige die het weet. Of je een berg beklimt met heel veel mensen en als eerste op de top aankomt. En dan naar beneden schreeuwt naar iedereen die hard bezig is met klimmen: jongens, wees niet ongerust, het is hier fantastisch!!

 

Prinses:           Koen, ik ga je kussen.

Ze kust hem. Lang.

Koen:                          Ik weet wat ik moet doen. Hierna.

Prinses:           Dat weet ik ook. Mij kussen.

Koen:                          Ja, maar daarna.

Prinses:           Daarna nog een keer.

Koen:                          Ik ga wachten op een nieuwe gedachte. Ik ga gewoon ergens zitten. Net zo lang tot die gedachte in mijn hoofd is uitgekristalliseerd. Ik heb het. Dan hoef ik ook nergens meer heen, want dat kan overal.

Ze kust hem opnieuw.

Prinses:           Je bent lief.

Koen:                          Jij ook. En mooi. Je bent beeldschoon. Ook al weet ik niet zeker of je bestaat.

Prinses:           Je weet dat ik niet besta.

Koen:                          Dat weet ik. Dat is de afspraak. Wij bestaan niet.

Prinses:           Iemand als jij kan niet bestaan.

Koen:              Als ik zeker wist dat jij bestond, weet je wat ik dan zou zeggen…

Prinses:           Wat zou je zeggen?

Koen:                          Ik kan het niet zeggen, want we bestaan niet.

Prinses:           Maar stel dat we zouden bestaan; wat zou je dan gezegd hebben?

Koen:                          Als we allebei zouden bestaan en elkaar ook echt zouden tegenkomen dan zou ik zeggen…

Hij fluistert iets in haar oor.

Prinses:           Dat zou ik ook tegen jou zeggen.

Koen:              Zou?

Prinses:           Als jij zou bestaan zou ik dat zeggen.

Koen:                          Maar we zeggen het niet.

Prinses:           Nee, want we bestaan niet. Dit bestaat niet.

Ze kust hem.

Koen:                          Wat zou je nog meer tegen mij gezegd hebben?

Prinses:           Als je zou bestaan?

Koen:                          Ja.

Ze fluistert iets in zijn oor. Hij opent een deur van de auto.

Koen:                         Instappen!

Zij stapt in.

Scène 8:

De werkkamer van de koning. Alles wordt in orde gebracht voor de speciale live-uitzending van de brief van de koning. De koning zit achter zijn bureau, hij wordt geschminkt. Een camera staat klaar, op een tv zien we wat er wordt uitgezonden. De tv-producent loopt zenuwachtig heen en weer. Het kamermeisje van de prinses(Grietje) is gepromoveerd en staat klaar om de koning van dienst te zijn. De lakei slaat alles bewegingloos gade. Op de achtergrond staan wat commissieleden opgelaten te borrelen.  Speciaal agent, tevens reporter voor de Royalty Watch, Gerard van Reetscheten staat te bellen.

Gerard:            Nee, met ons gaat het vreselijk goed. Vorige maand waren we nog goedkoper dan toiletpapier, maar we zijn geschiedenis aan het schrijven. De verkoopcijfers exploderen. We hebben sinds kort van dat mooie papier, lekker glossy allemaal. We hebben geld voor lekkere meiden in het midden. Smaakvol? Natuurlijk, smaakvol is mijn achternaam.

Koning:          Waar is die brief gebleven? Ik heb die brief toch geschreven?

Tv-prod.:         Majesteit, over vijf minuten gaan we de lucht in.

Koning:           Is die vervelende reporter er al?

Tv-prod.:         Ik zal het even vragen.

Koning:           Laat maar. Grietje! Waar is die rioolrat?

Grietje:            Die staat daar in de hoek te bellen.

Koning:           Ik heb nog vijf minuten. (tegen de grimeur) Laat me met rust. Ik moet me

                        concentreren. Waar is mijn brief!?

Grietje:            Ik weet het niet, Majesteit.

De lakei heeft dit gehoord, loopt naar Gerard van Reetscheten, pakt zijn telefoon en stampt die kapot.

Gerard:            Wat krijgen we nou! Dat had je beter niet kunnen doen, vriend. Dat is                        

                        eigendom van de staat. Dat gaat je je baan kosten.

De lakei gromt.

Koning:          Van Bleeckscheten, ik heb nog vijf minuten voor de uitzending begint en     

voor die tijd wil ik weten wat de vorderingen zijn.

Gerard:           Die zijn gigantisch, Majesteit. De verkoopcijfers zijn geëxplodeerd. Ik ben

                       benoemd tot hoofdredacteur en mijn dochter gaat trouwen. Het kan niet beter.

Koning:          Gefeliciteerd. Maar mijn dochter dan?

Gerard:           Uw dochter?… ach, natuurlijk. Uw dochter. Dat gaat fantastisch!

Koning:          Je hebt haar gevonden?

Gerard:           Uiteraard!

Koning:          Waar is ze?

Gerard:           Dat is een goeie vraag…waar ik u nog geen direct antwoord op kan geven.

                                                                 

Koning:           Ze is toch niet de oostgrens overgestoken?

Gerard:           Nee!! Zeker niet. Ik heb haar kunnen overtuigen dat niet te doen. Ik heb al mijn charme in de strijd moeten gooien en toen dat niet werkte moest ik me van mijn meest irritante kant laten zien. Ik dacht, als ik haar niet uit haar tent kan lokken, dan irriteer ik haar eruit.

Koning:           Ze zit dus in een tent.

Gerard:           Nee. Ik weet niet waar ze zit. Ik bedoel, ik weet wel waar ze zit, maar ik weet niet waar ze zit, in de zin van zitten. Ik heb gesmeekt, gepord, beerputten heb ik opengetrokken - ik heb kanten van mezelf naar boven gehaald, ik wist niet dat ik ze had - maar het hielp niet. Ze is koppig.

Koning:           Vertel mij wat.

Gerard:           Majesteit, laat dit maar aan mij over. I’ll smoke her out of her hole!

Koning:           Ze zit dus in een hol.

Gerard:           Nee… ja, in een hol onder de grond, van alle gemakken voorzien, dat wel. U hoeft zich niet ongerust te maken.

Koning:           Je zit me te belazeren, van Reetveeter.

Gerard:           Majesteit, de veiligheid van uw dochter is een grote verantwoordelijkheid. Ik beschouw haar op dit moment als mijn eigen dochter.

Koning:           Je bent een rat. Dat weet je?

Gerard:           Als u dat wilt, Majesteit, ben ik de grootste rat op aarde, maar denkt u niet dat ik u belazer. Dit soort dingen heeft tijd nodig. Ik heb al mijn contacten nodig gehad, ik heb kosten gemaakt. Daar moet u zich niet in vergissen.

Koning:           Kom tot je punt.

Gerard:           Majesteit!! Natuurlijk belazer ik u niet. Sommige zaken lopen nu eenmaal niet zoals je zou willen. Laten we niet vergeten, dat ik jarenlang heb moeten wachten op die fotoserie van het koninklijk sanitair.

Koning:           Terzake man, ik heb nog vijf minuten.

Gerard:           Om het te bewijzen heb ik iets voor u meegenomen. Ziet u, uw dochter is in volle gezondheid, maar ze wilde, ze durfde niet mee te komen, nog niet. Ik mag haar schuilplaats niet bekend maken, dat moest ik haar beloven. Maar ze wil ook niet dat u ongerust bent. Daarom gaf ze me dit.

Hij haalt de gouden hanger tevoorschijn.

Grietje:            Wat!?

Koning:           Mijn hart. Anna. Ik weet niet hoe ik je moet bedanken?

Gerard:           Ik ben gauw tevreden, Majesteit.

Koning:           Ik sla u tot Ridder in de Orde van de Goudkarper. Nu meteen!! Waar is mijn zwaard? Ik heb nog vijf minuten. Dat doen we even snel tussendoor.

Gerard:           (valt op zijn knieën) Majesteit.         

 

Koning:           Mijn zwaard!!

Grote chaos. Iedereen gaat verhit op zoek naar het zwaard. De lakei vindt het en geeft het aan de koning.

Koning:           Gerard van  Heeteten…

Gerard:            van Reetscheten…

Koning:           Voor je bewezen diensten aan het Koninkrijk en de Kroon sla ik u hierbij heer                     

                         Gerard van Weetbeter… Ridder in de orde van de Goud…

De koning laat het zwaard plechtig neerkomen op Gerards schouder.

Grietje:            Hoeveel heb je daarvoor betaald, schoft!?

Gerard:            Sst!

Grietje:            Majesteit, hij is een bedrieger!!

Gerard:            Alstublieft.

Grietje:            Alles wat hij zegt is gelogen.

   

Gerard:            Niets nieuws onder de zon, Majesteit. Gaat u verder.        

Grietje:            Die hanger. Die kan hij niet van uw dochter hebben gekregen.

Koning:           Waarom niet!?

Grietje:            Omdat ze hem aan mij gaf, op de avond van haar vertrek.

Koning:           Dus jij wist dat mijn dochter wegging?

Gerard:            Majesteit, die vrouw is gek.

Koning:           Waarom heb je haar niet tegengehouden? Waarom heb je me niet gewaarschuwd? Ik laat je kop eraf hakken.

Grietje:            Nee!! Dat wist ik niet. Ze gaf me die hanger. De volgende dag was ze vertrokken. Toen besefte ik pas dat ze het bedoelde als afscheidscadeau.

Koning:           Maar hoe komt hij dan in uw bezit?

Gerard:            Omdat zij liegt.

Grietje:            Eén van de wachters heeft hem van me gestolen, die mensen zijn niet te

                        vertrouwen, en aan hem verkocht.

Gerard:            Dat is niet waar, Majesteit!

                        

Grietje:            Hoeveel heb je ervoor betaald?

Koning:           Als dat waar is, dan weet je helemaal niet waar mijn dochter is.

Gerard:            Majesteit, u kunt me op mijn woord geloven.

Koning:           Niemand heeft jou ooit op je woord geloofd, ik zie geen reden waarom ik dat

                        nu wel zou doen. 

Grietje:            Hoeveel heb je ervoor betaald, varken!?

Gerard:            Majesteit, wij hebben elkaar nodig, we kunnen elkaar helpen.

Koning:           Ik heb geen hulp nodig van een stinkende rat. Jij hebt het vertrouwen

geschonden van je koning en van de staat.

Grietje:            Zeg op!

Gerard:           Hou je erbuiten!

Koning:           Ik heb jou helemaal niet nodig.

Gerard:           Majesteit, ik heb nooit…

Grietje:            Zeg op, hoeveel!!?

Gerard:            Houd je muil, zeug!! Twee tientjes, als je het zo graag wil weten. En die enorme mongool van een wachter nam ze meteen van me aan. Ik heb nog nooit zo’n stel stinkende oplichters bij elkaar gezien als jullie. Ik hoop dat jullie stikken in je gebrek aan intelligentie en menselijkheid.

                        Neem me niet kwalijk, Majesteit, ik liet me gaan. Waar was ik ook alweer? Ja,

                        dat we elkaar zo nodig hebben.

Koning:           Zoals de zaak er nu voor staat heb jij mij nodig, om te blijven leven.

Gerard:           Majesteit.

Grietje:            Zijn kop eraf!

Gerard:           Nee, alstublieft! Laat u me in leven. Alstublieft.

Grietje:            Je verdiende loon.

Koning:           Rustig maar. Je hoeft niet bang te zijn. Ik heb nog vijf minuten. Ik lees die brief voor en dan praten we rustig verder. Beultje neemt je mee naar achteren.

                       

Hij geeft het zwaard aan de lakei. Deze neemt Gerard van Reetscheten mee af. De koning gaat rustig achter zijn bureau zitten.

Koning:           Alles komt goed.

Tv-prod:          Stilte voor opname! Vijf, vier…

De uitzending begint.

Koning:           Nee…wacht…ik heb nog vijf minuten, dat heb je zelf gezegd? Waar is die                         

                        brief. Ik heb die brief toch geschreven? Heb ik hem thuis laten liggen?

Stilte. De koning kijkt strak de camera in.

Koning:           Landgenoten… Hier spreekt uw vorst. Er heeft een belangrijke omwenteling

                        plaatsgehad. Vanaf vandaag ben ik de hoogste baas in het land. De monarchie

                        is in ere hersteld. Dat is goed voor iedereen. In de eerste plaats voor het volk,

                        u hoeft niets meer te vinden. Ik zal dat voor u doen. Het spreekt voor zich dat

dat ook goed is voor mij, want iets vinden is een leuk werkje. Deze veranderingen hebben volledig in het geheim en achter de schermen plaatsgehad, om u er niet mee lastig te vallen. Op deze manier is u een bloedige coupe bespaard gebleven. Dat geeft toch alleen maar rommel.

De lakei komt op en zet het afgehakte hoofd van de reporter op het bureau.

Koning:           Als u doet wat ik zeg dan zal u niets overkomen. Ik beloof u, dat er voor

                                          iedereen betere tijden aanbreken. Voor nu, wens ik u een goede nachtrust. Slaap zacht, alles zal goed komen.

Op de tv ruis.

Scène 9:

Een wisselkantoor. Een blauwroze neon knippert en laat omstebeurt de woorden “money” en “change” zien. Het koor, met opplakbaarden.

Koor:              u vraagt zich waarschijnlijk af

waarom we de baarden omhebben?

                        word u in de maling genomen?

                        wordt uw goede smaak hier te kakken gezet?

                        dat soort vragen nestelt zich op dit moment in uw gedachten

                        en zeer terecht

                        want u laat zich niet belazeren

                        als kritisch mens blijft u zichzelf vragen stellen

                        het is heel belangrijk om jezelf vragen te blijven stellen

                        de baarden zijn er om aan te geven

                        dat we een tijdsprong hebben gemaakt

                        in ons verhaal is het zes jaar later

het is geen grap, het is ons ernst

                        het volk heeft de machtswisseling zonder protest ondergaan

                        geen revolutie, geen stakingen, geen aanslagen

                        alleen een ijzige stilte

                        een stilte, die zacht over het land fluistert:

de stilte van desillusie over het uitblijven van fel verzet

en patriottische helden met vlaggen

een stilte, die zegt:

het lijkt wel of er niets is veranderd

                        de koning heeft zes jaar gewacht op zijn dochter

                        maar ze is onvindbaar

al zes jaar lang zit hij alleen maar op zijn troon

wil niemand zien, niemand spreken, behalve zijn dochter

die onvindbaar is

                        hij wast zich niet meer, scheert zich niet meer

                        hij heeft alle mannen verboden zich te wassen en te scheren

                        en zo is ons sprookjesland al zes jaar in diepe rouw gedompeld                            

Twee gemaskerde overvallers met getrokken revolvers op; een man en een vrouw.

Vrouw:                       Goedemiddag, heren!

Koor:              goedemiddag

Vrouw:           Wilt u zo vriendelijk zijn uw geld aan mijn collega te overhandigen. Dat is hij daar, met dat lekkere kontje. Daarna kunt u rustig op de grond gaan liggen

Koor:              wacht even

                        dit is een misverstand

                        dit is niet de scène die nu komt

                       

Man:                           (spant de haan van zijn revolver) Eén verkeerde beweging en u bent er geweest. U wilt dat niet, wij willen dat ook niet. De enige optie is dus rustig mee te werken en op de grond te gaan liggen.

Koor:                          een overvalscène

                        dat kan helemaal niet

                                   wij zitten in een sprookje

                       

Man:                Kop dicht!

Vrouw:            Zullen we het vandaag een beetje rustig houden?

Man:                Jaha.

Koor:               wij zijn het koor

                        en dit is niet wat ons verhaal nu nodig heeft

                                   jullie zitten hier helemaal verkeerd

                       

Vrouw:           We willen alleen uw geld. Als u mee werkt gebeurt er niets.

Koor:               (naar het publiek) gelukkig hebben te maken met beschaafde mensen

 ze hadden ons ook kunnen slaan

                        of tutoyeren

                       

De man schiet een gat in het plafond. Het koor steekt de handen in de lucht.

Man:                Tegen wie praten jullie?

Koor:               het publiek

                        laat maar

                        hoe lang gaat dit ongeveer duren?

De vrouw ziet de neonreclame.

Vrouw:           Kom eens hier. Kijk eens. Loop je wel eens ‘s avonds langs een raam waar tv gekeken wordt?

Man:               Hoezo?

Vrouw:           Dat is zulk licht. Vreemd licht. Alsof het niet bestaat. Hoe zou je het omschrijven?

Man:               Geen idee. Zeg, is het nodig om het elke keer over mijn kont te hebben als we

                        iemand beroven?

Vrouw:           Word je daar verlegen van?

Man:                           Ik zeg het in verband met de politie.

Vrouw:           Je wordt er verlegen van.

Ze tilt zijn masker een stukje omhoog en kust hem.

                  

Koor:              sorry

                        maar we zitten midden in een verhaal

                        dat we moeten afmaken

                            kunt u zo vriendelijk zijn

dit zo snel mogelijk af  te ronden

dan kunnen we door

Twee gemaskerde mensen met getrokken revolvers op; een Man 2 en een Vrouw 2.

                       

Vrouw 2:         Handen omhoog! Dit is een overval!!

Koor:               natuurlijk

                        fantastisch

                       

Ze lost een schot in de lucht. Iedereen schrikt en steekt zijn handen in de lucht.

Koor:               precies wat we nodig hebben

Vrouw 2:         Tot zover de uitleg. Haal alles rustig tevoorschijn en geef het aan mijn collega.

Man 2:                        Dat ben ik.

Vrouw 2:        Ik denk dat ze dat wel begrijpen, ei!!

Vrouw:           Met wie hebben wij de eer?

Vrouw 2:         Gewapende overvallers! Put your guns on the floor and your hands behind your head!

Man en vrouw leggen hun revolvers op de grond en steken hun handen in de lucht.

Vrouw:            Aangenaam kennis te maken.Wij zijn gewapende overvallers en die heren die daar op de grond liggen te beven zijn het koor.

Koor:               aangenaam kennis te maken

                        (tegen het publiek) dit gaat nog wel even duren

                        geduld alstublieft

Vrouw 2:         Kop dicht of ik schiet je verrot!!

Vrouw:            Welkom. Ik sta net op het punt een debat aan te zwengelen over dat stukje kwaliteit van omgaan met elkaar, dat we ergens onderweg zijn kwijtgeraakt.

Man 2:             Een koor? Daar heb ik nog nooit van gehoord? Zijn jullie verdwaald?

Koor:               doet u ondertussen maar iets voor uzelf

                        wij hebben hier niets mee te maken

Vrouw:            Het is toch verschrikkelijk hoe mensen tegenwoordig met elkaar omgaan. Dat zegt geen gedag meer, houdt geen deur meer open. Wat dat betreft zitten we al een tijdlang in een neerwaartse spiraal. Het wordt tijd voor de terugkeer van een stukje menselijkheid, een stukje leefbaarheid. Begrijpt u?

Vrouw 2:         Natuurlijk begrijp ik dat. Mag ik je heel vriendelijk vragen, je hoofd te sluiten en je geld te overhandigen.

Man:                Je mag alles vragen, maar ik moet je waarschuwen. Ze lijkt heel aardig en beschaafd, maar als zij zich niet op haar gemak voelt slaan bij haar de stoppen door. Dan heeft zichzelf niet meer onder controle. Dat u het even weet.

Vrouw:            Blauwachtig televisiegeknipper.

Vrouw 2:        Huh?

Man:               Te laat.

Vrouw:            Dat licht. Blauwachtig televisiegeknipper.

Man:               Blauwachtig televisiegeknipper.

Vrouw:           Blauwachtig televisiegeknipper.

Man:                           Blauwachtig televisiegeknipper.

Vrouw:            Blauwachtig televisiegeknipper.

Man:                           Blauwachtig televisiegeknipper.

Vrouw:            Blauwachtig televisiegeknipper.

Man:                Blauwachtig televisiegeknipper.

Vrouw:            Blauwachtig televisiegeknipper.

Man:                Blauwachtig televisiegeknipper.

Vrouw:            Blauwachtig televisiegeknipper.

Man:                Blauwachtig televisiegeknipper.

Vrouw:            Blauwachtig televisiegeknipper.

Koor :              kunt u ons uitleggen wat hier aan de hand is?

Man 2:            Ik denk dat deze mensen genoeg problemen hebben van zichzelf.

 Misschien is het beter om ze met rust te laten.

Vrouw 2:         Zodra we hun geld hebben.

Man 2:            Dit voelt niet goed.

Vrouw 2:         Dit voelt als een overval. Jij wilde iets anders, dan moet je niet ineens gaan zeuren als je in een situatie terecht komt. Ik doe dit voor jou. Nog één keer en dan ga ik maatregelen nemen. Geef ons je geld!

Man trekt zijn masker af. Het is Koen.

Koen:                          Denk nou even na, voordat je zoiets zegt!!

Vrouw:            Wat doe je nou, gek!?

Man 2:             Kom, we gaan.

Vrouw 2:         Hou je erbuiten, Sjaak!

Koen:              Ik zeg, denk nou even na. Heet jij Sjaak?

Man 2:             Nee. Zo noemt ze me als ze haar geduld verliest.

Koen:              Hoe heet je dan, als ik vragen mag? 

Vrouw 2:         Niet zeggen, Theo!

Koor:              ai

                        nu zegt ze het zelf     

Koen:              Theo, het is duidelijk dat zij hier de broek aan heeft. Maar ik stel deze vraag aan jou, omdat ik erop vertrouw dat je mij een goed antwoord gaat geven. Als ik geen goed antwoord krijg kan dat voor jou Theo desastreuze gevolgen hebben. En dan heb ik het niet over een kogel in je knieschijf of een krakend geluid in je nek dat je nog net kan horen voor het licht uitgaat. Nee, dat is te gemakkelijk. Als ik geen goed antwoord krijg wordt jij wakker in een badkuip en zie je hoe je langzaam wordt opgelost in gootsteenontstopper, hoe je huid en je vlees stukje bij beetje los laten en in het riool verdwijnen. Weet je hoe lang het duurt voordat je lichaam volledig is opgelost, Theo? Een paar weken. Waarom denk je, dat wij hier staan?

Theo:               Hè?

Koen:              Dat was de vraag, Theo!!

Theo:               Eh…

Vrouw 2:         Luister Pietje, er is meer voor nodig om ons bang te krijgen. Ik doe hier het woord, jij praat met mij.

Koen:              Fout! Het begint te jeuken. Ik negeer haar. Zij heeft een te groot aandeel in de discussie. Goed masker, trouwens.

Theo:               Dank je.

Koen:              Zet af.

Vrouw:            Rustig blijven.

Theo:               Wat?

Koen:              Zet af.

Vrouw 2:         Niet doen!

Koen:              Theo, ik heb mijn masker afgedaan. In situaties als deze wil ik dat mensen me recht in de ogen kunnen kijken, zodat ze zien dat ik eerlijk ben. Dat ik doe wat ik zeg. Dat vind ik belangrijk. Nu vraag ik jou, Theo, zet je masker af, zodat ik kan zien dat jij eerlijk bent. Deze situatie moet namelijk opgelost worden en dat kan alleen als twee mannen elkaar recht in de ogen kunnen kijken.

Theo trekt aarzelend zijn masker af.

Vrouw 2:         Ik wil het aantal doden schuine streep gewonden tot een minimum beperken.

Koen:              Ik ook.

Koor:               wij ook

                        laten we deze scène zo kort mogelijk houden

Vrouw 2:         Kijk eens aan, we zijn het met elkaar eens.

 Koor:              leg ons alstublieft even uit wat hier aan de hand is

                        wij geven commentaar vanaf de zijlijn

                        maar als we niets weten over een situatie

                        dan kunnen we ook niets zinnigs over zeggen

                        los van het feit dat deze scène hier helemaal niet past

                        het wordt ons wel erg moeilijk gemaakt om ons verhaal te doen

                        kan iemand vertellen in wat voor situatie we zitten?

Vrouw 2:         Iedereen haalt langzaam zijn geld tevoorschijn. Langzaam. En geen verrassingen. We houden niet van verrassing.

Koen:              Mens, kijk naar deze situatie! Waarom denk je dat wij hier zo staan?

Vrouw:            Kalm, Koen. Vriendelijk.

Koen:              Met maskers en revolvers. Toch niet omdat we schatrijk zijn. Nee. Wij hebben net zo goed geld nodig, maar we hebben pech. We kwamen hier heel optimistisch binnen, maar nu blijken deze heren geen cent op zak te hebben. Toch?

Koor:               ehh

nee, geen cent

Koen:              U komt dus, net als wij, tevergeefs. Helaas, Theo, ik had het ook graag anders gezien. Misschien kun je dat aan je vrouw duidelijk maken. Ik ga er maar van uit dat jullie getrouwd zijn.

Theo:               Jazeker, al elf jaar.

Vrouw 2:         Twaalf, Theo. Twaalf jaar. Ik weet niet, waar ik het aan verdien, maar elke keer vergeet je dat ene jaar. Wat heb ik fout gedaan in dat ene jaar? Heb ik soms een jaar uit gestaan? Zeg het maar. Wat heb ik fout gedaan!?

Theo:               Helemaal niets, het spijt me. Luister, we kunnen maar beter weggaan. Er is hier geen geld te vinden en deze aardige mensen hebben denk ik wel iets beters te doen.

Koor:               hoe zijn we hier terechtgekomen?

Vrouw 2:         Kop dicht!

Koen:              Theo, er zijn speciale plekken, waar mannen zoals jij naartoe kunnen om hulp te krijgen. Als ik jou was, dan zat ik daar nu. Jij laat je toch niet rond commanderen door zo’n takkewijf?

Vrouw:            (woedend) En nu is het genoeg. Die mensen zijn getrouwd. (huilend) Waarom kunnen je niet gewoon aardig tegen ze zijn?

Koen:              Sorry lieverd, sorry!! Het is de toon. Daar heeft ze last van. Ze is zo gevoelig. Als de toon van een gesprek haar niet bevalt, dan knapt er iets, dan kan ze zomaar ineens helemaal door het lint gaan. Dat is één van de dingen die we gemeen hebben.

Koor:               zijn jullie ook verdwaald?

Theo:               Nee. Gepensioneerd.

Koen:              Rustig maar. Ze bedoelen het niet kwaad.

Koor:               zeg Theo

                        zit iedereen hier op de grens van de waanzin?

Theo:               Ja, mooi hè. Dat is het genre.

Koor:               het genre

                        zit jij ook op die grens?         

Theo:               Nee. Ik kom uit de goochelbranche.

Koor:               natuurlijk

Theo:               Daar moet je het hoofd erbij houden, anders gaan er dingen mis.

Koor:               hier gaan anders een paar dingen goed mis

Vrouw 2:        Kom, we gaan. Deze mensen zijn gestoord.

Theo:               Wij hebben elf jaar lang goochelshows verzorgd op cruiseschepen. Top of the bill allemaal – vuur, papegaaien- you name it. Ja, dat is een mooie tijd geweest.

                                  

Vrouw 2:         Wil je me kapot hebben? Twaalf jaar, Theo. We zijn twaalf jaar getrouwd, we hebben twaalf jaar die shows gedaan.

 

Theo:               Laat me nou even!

Vrouw 2:         Niet te geloven!

Man 2:             Ik zit midden in een goed gesprek.

Koor:               maar daar zijn jullie dus mee gestopt?

Theo:               Ja, op een gegeven moment is het gewoon mooi geweest. Dan moet je realistisch zijn. We zeiden tegen elkaar, we hebben nog een paar mooie jaren voor de boeg. Hoe gaan we die besteden? Blijven we voor de rest van ons leven die shows doen of iets totaal anders, nu het nog kan. Dus, we hebben de boel verkocht en nu staan we hier. En we hebben het reuze naar onze zin, toch schat?

Vrouw 2:         Ik ga vast. Jij lost dit maar op.

Koen:              Nee, wacht even. Nu begrijp ík het even niet. Jullie doen dit uit liefhebberij?

Theo:               Voor de spanning. Kijk, als je een heel leven, in de goochelbranche hebt gezeten, zoals wij, dan ben je gewend aan net dat ene tikje meer. En daar wilden we zeker niet onder gaan zitten.

Koen:              Dus jullie doen het niet voor het geld?

Theo:               Nee, geld hebben we genoeg.

Koen:              Kun je dat nog één keer herhalen?

Theo:               Geld hebben we genoeg.

Hij pakt Theo vast, trekt de revolver uit zijn handen en zet die tegen zijn slaap.

Vrouw 2:         Theo! Ik schiet haar overhoop.

Vrouw:           Koen!

Koen:              Rustig, liefje, rustig. Ik los dit op. Theo, heeft je vrouw ook een naam?

Vrouw 2:         Suzan.

Koen:              Aangenaam kennis te maken, Suzan. Leg je revolver netjes op de grond.

                        We willen geen nare toestanden, toch? Als jij haar overhoop schiet, dan mol ik je goochelaartje.

Suzan legt haar revolver neer. Vrouw raapt hem op, samen met hun eigen wapens.

Koor:               al met al

                        een spannende wending

Koen:              En het geld?

Theo:               In mijn jasje.

Koen:              In je jasje. Weet je wat, Theo? Ik vind het een mooi jasje. Ik neem het van je over.

Hij trekt het jasje aan en haalt een dikke portefeuille uit de binnenzak. Hij haalt er wat geld

uit en geeft de portefeuille terug aan Theo.

Koen:              Mag ik je een goede raad geven? Koop die papegaai terug en ga weer goochelen.

Vrouw:            Wegwezen!

Ze lopen met handen omhoog achteruit af. Een moment is het stil. Iedereen ontspant.

Koor:                          briljante zet

                                   krankzinnigheid simuleren

Koen en de vrouw richten hun pistolen op het koor. Het koor schrikt zich te pletter en geeft

zijn geld aan Koen.

Koen:              Wat is dit?

Koor:               we zijn de grens overgestoken

                        we kwamen het omwisselen

Koen:              Wat een lelijke aap!

Vrouw:            Dat is mijn vader.

Ze trekt haar masker af.

Koor:               Anna!!

Anna:              Wie zijn jullie?

Koor:               Anna, iedereen is naar je op zoek. Je moet naar huis!!

Anna:                          Naar huis? Ik denk er niet aan. Heeft hij jullie gestuurd? Laat hem maar wachten. Kom we gaan. Zeg tegen mijn vader…zeg maar helemaal niks.

Koor:               nee wacht

                        je moet naar huis       

                        als je niet snel terugkomt 

                        vernietigt je vader het hele land

Anna:              Chantage. Typisch iets voor hem. Hij heeft het lef niet.

Koor:               hij heeft al twee mensen afgeslacht

                        sinds hij de macht heeft

                        is hij langzaam gek geworden

Anna:              Sinds wanneer heeft hij de macht?

Koor:               dat weet je niet?

                        nee

                        dat kan je ook niet weten

                        nadat je bent vertrokken

                        heeft hij de macht gegrepen

                        en nu dreigt hij zijn land te vernietigen

                        als je niet snel terugkomt

Anna:              Dat kan helemaal niet. Hoe wil hij dat doen?

Koor:               hij heeft de militaire inlichtingendiensten ingezet

                        die hebben alle nucleaire wapens aaneengeschakeld

                        zodat ze allemaal vanaf één punt te bedienden zijn

                        niemand weer waar dat punt is

                        behalve je vader        

Anna:              En hoe weet ik dat jullie me niet in de zeik nemen?

Koor:               Dat weet je niet.

Stilte.

Anna:              Koen, sleutels. Ik moet naar huis.

Koen:              En ik dan?

Anna:                          Jij gaat mee. We gaan samen. Ik zal die ouwe eens laten zien wat een sprookjesprins is. Kom mee.

Scène 10:

De koning, met grijze baard, zit op zijn troon. Alleen, verzwakt, met een verfomfaaid fotootje van Anna in zijn hand.

Koning:           Had ik de zomer maar nooit gekend, dan zou de winter niet zo koud zijn. De dood iets warmer. Ik sterf niet alleen. Het is mijn recht dat te weigeren. Koningen sterven niet alleen. Eén druk op de knop, zo simpel. Ik zou het nu kunnen doen, maar het moet officieel gebeuren. Ik ben een fatsoenlijk mens.

Hij krijgt een hoestaanval.

Koning:           Als de Dood je op de hielen zit, kan je maar één ding doen; voorkomen dat hij je inhaalt. Hem voor zijn is toch de enige manier om het van hem te winnen? De schoonheid zit in de eenvoud. In de dood is iedereen gelijk en we zij in één keer van al het gezeik af. Geen verdriet meer, geen pijn. Alleen maar stilte. Dat wil iedereen toch? Ik kan het ze geven. Samen sterven, allemaal tegelijk. De enige oplossing.

Scène 11:

In de wandelgangen van het koninklijke paleis. De Minister-president, met baard, staat te wachten. De generaal, ook met baard, komt binnen.

Min. pres.:       Goed dat u kon komen, generaal. Is de prinses al gevonden?

Generaal:         Mijn soldaten hebben nogmaals alle hoeken van het land doorzocht, maar ze is er niet. We vermoeden dat ze toch de oostgrens is overgestoken. Daar is nog nooit iemand van teruggekeerd.

Min. pres.:       Daarom moet ik u spreken. Ik kan erop vertrouwen dat dit gesprek tussen ons blijft?

Generaal:         Uiteraard.

Min. pres.:       Goed. De zaken staan er als volgt voor. Als ze om vijf uur vanmiddag niet terug is, dan… Kan ik u vertrouwen?

Generaal:         Natuurlijk.

Min. pres.:       Ik wil u iets vragen. Maar de vraag is nogal gevaarlijk.

Generaal:         Zeg het.

Min. pres.:       Dat kan ik alleen als ik zeker weet dat u mij niet zal verraden.

Generaal:         Wat is het?

Min. pres.:       Dus u verraad mij niet?

Generaal:         Nee man, vertel op!

Min. pres.:       Wij samen kunnen het nog tegenhouden.

Generaal:         (denkt na) Dat is hoogverraad.

Min. pres.:       Ik kan niet laten gebeuren die ouwe gek iedereen vernietigd.

Generaal:         Verraad is verraad.

Min. pres.:       Ik spreek u aan op uw morele kracht, generaal. Wilt u leven?

Generaal:         Als ik vandaag moet sterven, dan zal ik sterven.

Min. pres.:       Maar wat wílt u. Ik wil leven, generaal. Niemand verdient het te sterven omdat een oude gek meer om de dood geeft dan om het leven. Hoe kun je dat van mensen eisen? Eisen. Hij eist het niet, hij vernietigt ons gewoon. Wij, u en ik, wij staan dicht bij hem, wij kunnen hem stoppen.

Generaal:         Wat vraag je nu precies? Die man is altijd goed voor me geweest. Wil je dat ik hem voor z’n kop schiet!?

Min. pres.:       Dat weet ik niet, maar als we nu besluiten niets te doen, dan zijn we in feite al dood. Dan kunnen we een kuil graven er in gaan liggen en wachten op het einde. Maar ik wil de korte tijd, die ik nog te leven heb, ook daadwerkelijk leven, en alles doen wat in mijn mogelijkheden ligt om het leven te laten bestaan. Dat is leven. Als we het niet doen, zijn we laf. Generaal, bent u laf?

Generaal:         Misschien heeft u gelijk. Maar de koning liquideren….

Min. pres.:       Dat is een laatste redmiddel. We moeten het achter de hand hebben. De rest regel ik. We hebben u nodig.

Stilte.

Generaal:         Sterven moeten we toch.

Min. pres.:       Goed. Verzamel een groep soldaten, mensen die niet zullen aarzelen. Zorg dat ze om vijf uur vanmiddag klaar staan om in te grijpen. Ik probeer ondertussen een alternatief te organiseren.

Generaal:         Wat moet ik me daarbij voorstellen?

Min. Pres:        Ik ben bezig. Kan ik rekenen op je steun?

Generaal:         Om vijf uur staan we klaar.

Ze geven elkaar een hand.

Min. pres.:       Bedankt. Aan het werk.

De generaal salueert en verdwijnt. De Minister-president blijft achter, veegt zijn voorhoofd af met een zakdoek. De lakei, met baard, komt geruisloos op.

Lakei:              Over drie uur begint de plechtigheid. U weet dat u van harte bent uitgenodigd voor de officiële vernietiging?

Min. pres.:       Ik heb een uitnodiging ontvangen.

Lakei:                         U kunt zich niet voorstellen hoezeer ik me erop verheug. Dit wordt de mooiste dag van mijn leven.

Min. pres.:       Zoiets maak je maar één keer in mee.

Lakei:              Inderdaad, zoiets maak je maar één keer mee. Is er nieuws over de prinses?

Min. pres.:       Nee, geen nieuws.

Lakei:              Het is jammer dat ze het laat afweten. Vindt u dat niet jammer?

Min. pres.:       Ik zie u straks.

Lakei:              Van haar had ik minder, hoe al ik het zeggen, onverschilligheid verwacht. Het is een mooie dag vandaag. Een prachtige dag om dood te gaan. Als u wist wat er door me heen gaat. Extase, Minister-president, extase!! Tot straks.

Scène 12:

De troonzaal van de koning. Vijf uur in de middag. De zaal is gevuld met genodigden, allen met baard. De koning staat langzaam op uit zijn troon. 

Koning:           Landgenoten. Zoals elk jaar heb ik ook vandaag het nodige op papier gezet

                        over de stand van ons koninkrijk. Ik zal het kort houden… Is iedereen er?

Lakei:                         Iedereen behalve de generaal en de Minister-president, maar die zullen zo wel komen. Daar gaan we niet op wachten.

Koning:           Ik zal het kort houden. Over een aantal minuten zullen wij niet meer bestaan. Door het indrukken van een knop zal ik ons land, zijn inwoners en alles wat leeft vernietigen. Alleen de tijd zal nog bestaan, maar geen mens die daar nog om maalt, dus de tijd zal zich wel snel uit de voeten maken.

De lakei lacht.

Koning:           Zoals gewoonlijk hebben we het volk niet op de hoogte gesteld van de gang van zaken. Dit alles om een snelle afhandeling te verzekeren. We hoeven geen medelijden met ze te hebben. Zij zouden medelijden met ons moeten hebben, met hen die wéten dat ze gaan sterven. Maar dat zal wel teveel gevraagd zijn. Het zal ze niet interesseren. Over de reden van dit alles kan ik kort zijn: het is alles zinloos geworden. Ik heb een dichter opdracht gegeven een gedicht te schrijven voor deze bijzondere gebeurtenis. Maar hij heeft zich opgehangen. Naast zijn lichaam lag een vel onbeschreven papier. Waar is de kunstenaar als je hem nodig hebt? Dan is het nu tijd voor de officiële vernietiging. Of is er iemand die nog iets wil zeggen?

Absolute stilte. Iedereen ziet lijkbleek.

Koning:           Niemand? Beultje.

De lakei maakt een dekseltje open op de armleuning van de troon. Daar zit een rode knop.

De gasten schrikken.

Koning:           De eer is aan jou.

Lakei:              Maar…

Koning:           Druk jij de knop in.

Lakei:              Dat kan ik niet.

Koning:           Natuurlijk wel. Doe ik je er geen plezier mee?

Lakei:              Plezier, majesteit. Ik ontplof bijna van genot.

Koning:           (lachend) Hij ontploft bijna. Horen jullie dat? Hij ontploft bijna van genot.

Lakei:              (huilend) Majesteit. Ik kan het niet. Het is te mooi.

Koning:           Jawel, je verdient het.

Lakei:              Nee. Ik ben niet waardig.

Koning:           Het is je werk.

Lakei:              Nee.

Koning:           Doe het!

Iemand uit de groep genodigden valt flauw.

Gast 1:             Druk die knop dan in!”

De deur van de troonzaal vliegt open, de generaal komt binnen.

Generaal:         Stop!!

Koning:           Generaal, goed dat u er bent. We hadden niet gewild dat u dit moment zou missen.

Generaal:         Majesteit, ik heb belangrijk nieuws. Blaas alles af, we hebben uw dochter gevonden!

Koning:           Mijn dochter?

De menigte juicht.

 

Koning:           Mijn Anna? Is ze hier. Laat haar binnen. Snel!

De prinses komt binnen. Althans zo lijkt het. In werkelijkheid is het de Minister-president verkleed als de prinses. Stilte.

Min. pres.:       Vader.

Koning:           Anna.

Min. pres.:       Waar bent u mee bezig?

Koning:           Anna.

Grietje:            Dat is de Minister-president.

Generaal:         Doe niet zo belachelijk!

Grietje:            Maar u ziet het toch. Dat is de slechtste vermomming die ik ooit heb gezien.

Min. pres.:       Vader, ik heb u zo gemist. Het spijt me dat ik zo lang ben weggebleven.

Koning:           Waar ben je geweest? Waarom?

Min. pres.:       Laten we eerst, heel voorzichtig, die knop veilig stellen.

Grietje:            (tegen de aanwezige gasten) Mensen, dit is bedrog. Ik weet hoe de prinses eruit ziet. Ik heb jaren als haar kamermeisje gewerkt. Dat is de Minister-president. Ziet u dat niet!?

Gast1:             Die vrouw is gestoord! Ze ziet dingen, die er niet zijn.

Gast2:             Hak haar kop er af! Dat is de prinses, zonder twijfel.

Generaal:         Lang leve prinses Anna!

Koning:           Al mijn gasten zijn het erover eens.

Min. pres.:       Ik ben het echt, vader.

Koning:           Ja, je bent het. Maar je komt te laat. We gaan door.

Min. pres.:       Nee!! We hebben veel te bespreken, vader.

Lakei:              We zijn zo dichtbij.

Min. pres.:       Luister naar mij. Luister naar je dochter.

Koning:           (denkt na) Beultje, doe je werk.

De lakei wil de knop indrukken. Anna en Koen komen binnengestormd.

Anna:              Stop!!

Stilte. Iedereen kijkt naar Anna en Koen. Gefluister bij de gasten. Anna stormt naar haar

vader.

Grietje:            Anna!

Ze slaathem in hetgezicht.

Koning:           Wie is deze gek!

Anna:              Ik ben je dochter.

Koning:           Hoe heeft ze binnen kunnen komen?

Generaal:         Alle wachters is vrijaf gegeven, zodat ze thuis konden sterven. Dat leek ons billijk.

Koning:           Schandalig. Ik ben de koning!

Grietje:            Dit is Anna, dit is uw dochter.

Lakei:              Ze bedriegen u allemaal.

De Minister-president trekt een pruik van zijn hoofd. Tumult bij de gasten.

Min. pres.:       Ze heeft gelijk. Dat is uw dochter.

Koning:           Ik weet toch zeker wel hoe mijn eigen dochter eruit ziet. Iedereen kan zeggen dat ze mijn dochter is. Ik geloof niemand meer. We moeten doorgaan. Beultje!

De lakei drukt de knop in. De gasten bezwijken bijna. Er gebeurt niets.

Koning:           Niets? Er gebeurt niets! Hoe kan dit?

Min. pres.:       Generaal!!

De generaal trekt een pistool en schiet de lakei neer.

Koning:           Beultje! Dit kan niet waar zijn. Generaal, u zult hangen! Eerst scheept u me op met een ondeugdelijk kernwapenarsenaal en nu dit. U zult branden in de hel!!

            Dit is verraad, een samenzwering tegen de kroon! Deze misdaad zal bestraft worden. Mijn dochter, een man in een jurk. Een wreder grap is niet te verzinnen.

Min. pres.:       Majesteit, u hoeft niet meer te sterven. Uw dochter is hier.

Anna:              Vader, ik ben het. Anna.

Koning:           Ik ben het, die woorden kan ik niet meer horen. Anna ben ik zes jaar geleden kwijtgeraakt.

Anna:                          Ik wil je voorstellen aan iemand. Hij heeft een wrak van een wagen, en hij heeft mij. Niets meer, niets minder. We hebben ons onderweg laten trouwen.

Koen:              Door een toverfee met een hazenlip.

Anna:              Dit is de man van mijn leven, vader. Op weg hier heen, heb ik naar zijn gezicht gekeken. Ik heb besloten dat ik de rest van mijn leven naar zijn gezicht kijk. En naar het gezicht van nog iemand anders. Een mooi, klein gezicht, dat op het jouwe zal lijken.

Koning:           Anna.

Anna:              Papa, dit is Koen, dit is de vader van mijn kind.

De koning loopt naar Anna en legt een hand op haar buik.

Koning:           Is dat waar?

Anna:              Ja.

Hij strijkt met zijn hand over haar gezicht en richt zich tot de gasten.

Koning:           We sterven niet. Vandaag sterven we niet.

                        Kom.

Anna ondersteunt de koning. Samen lopen ze weg. De koning stopt, draait zich om.

Koning:           Koen. Dat betekent dapper.

Stilte. Koen weet niet wat hij moet zeggen.

Koning:           Kom mee, Koen.

Met z’n drieën lopen ze af.

Min. pres.:       Goed geschoten generaal. Het land is u dankbaar.

Generaal:         Trek die jurk uit.

Min. pres.:       Dames en heren, het gevaar is geweken. Gaat u naar huis om feest te vieren. Omhels uw kinderen, geliefden, vrienden en familie. Er worden verkiezingen uitgeschreven en ik kan u vast vertellen, dat ik me volledig in zal zetten voor een gegarandeerd veilige staat. De eerste maatregel die ik wil nemen is het aanschaffen van een deugdelijk kernwapenarsenaal. Jarenlang hebben we het moeten doen met ondeugdelijke troep en daar is het laatste woord nog niet over gezegd. Hier gaan koppen rollen. Want veiligheid gaat voor alles.

Scène 13:

Het koor zwijgt en kijkt naar het publiek.

De acteurs trekken hun baard af.

Koor:               en wij leven nog lang en gelukkig

                                                                                  Einde.